vrijdag 31 januari 2014

111. Geluk verwarren met vakmanschap

Actualiteit - Sport - Toeval/Willekeur/Synchroniciteit

 

Simplistische gedachte

Nieuwtjes dat ex-topvoetballers ergens bij een topclub trainer worden, komen vaker voor. Onlangs kwam het nieuws dat ex-topvoetballer Clarence Seedorf zonder enige trainerservaring of –diploma de nieuwe trainer wordt van het kwakkelende AC Milan waar hij zelf jarenlang succesvol voetballer is geweest.
Ik verbaas me al jaren over de simplistische gedachte dat als je een topsporter bent geweest je meteen ook een toptrainer zult zijn. Het is een fout die in vergelijkbare vormen behalve binnen de sportwereld ook bij veel andere bedrijven wordt gemaakt.
 

Een win-win situatie

Zo werkte ik jarenlang bij een woningcorporatie waar op een gegeven moment van bovenaf werd besloten dat er tussen de leidinggevenden en de werkvloer extra coördinatoren moesten komen die ook voortaan de beoordelings- en functioneringsgesprekken zouden gaan voeren.
Hierbij werd gehandeld zoals dat bij zoveel bedrijven gaat: men kijkt wie op de werkvloer het meeste ervaring heeft en/of de beste is en die wordt als coördinator aangewezen.
Hoe logisch dit ook in eerste instantie klinkt, is dat het natuurlijk niet. Voor de functie van coördinator heb je hele andere kwaliteiten nodig dan voor de functie van een uitvoerder. Het kan dus zomaar zijn dat er op uitvoerend niveau mensen rondlopen die lang niet de beste zijn, maar die met hun kwaliteiten wel het meest geschikt zijn voor een coördinerende, leidinggevende functie. Net als dat de aangewezen coördinator een kei kan zijn op uitvoerend niveau, maar niet beschikt over eigenschappen die voor een goede leidinggevende essentieel zijn, zoals bijvoorbeeld: visie (met een helicopterview), besluitvaardigheid, motiverend en probleemoplossend vermogen etc.

Een onverwachte wending

Onnodig te zeggen dat een aantal coördinatoren op mijn werk faalden en door de mand vielen. Zo ook mijn coördinator. Ik vond haar uitstekend als uitvoerder maar slecht als coördinator.
Daar kwam bij dat ik inmiddels genoeg zelfkennis had ontwikkeld om te beseffen dat ik juist iemand ben die in grote lijnen denkt, maar die veel minder geschikt is voor gedetailleerdere taken op uitvoerend niveau. Deze conclusie kwam overigens niet voort uit (misplaatste) ambitie, want macht, status en geld interesseren mij niet. Maar als je ouder wordt, leer je jezelf en je kwaliteiten (normaal gesproken) beter kennen.
Dat deze toegenomen én gedeelde zelfkennis leidde tot de nodige fricties met mijn coördinator zal niemand verbazen en de rest laat zich raden. Nadat een door mijn coördinator notabene zelf aangeboden loopbaanadviestraject (een valse, tactische zet!) mijn zelfkennis had bevestigd, kreeg alles opeens een onverwachte wending. Nou ja, vooral onverwacht voor mijn toen zeer naïeve ik.
Eén van de adviezen die mijn loopbaanadviescoach in haar rapport schreef, was dat mijn kwaliteiten beter tot zijn recht zouden komen in een beleidsmatige functie. Zonder het rapport inhoudelijk met mij te bespreken - wat me wel was toegezegd - kreeg ik onmiddellijk te horen dat de conclusies dus inhielden dat ik niet geschikt was voor mijn uitvoerende functie. En "helaas" hadden ze geen andere functie voor me... maar "gelukkig" waren ze wel bereid om me wat geld mee te geven.
Na dit gesprek met een aangekondigd ontslag zonder dat woord te horen, dacht ik in mijn naïviteit nog dat ze mij toch nooit zouden kunnen ontslaan Eenvoudigweg omdat ik nog nooit een onvoldoende beoordeling had gehad. Een illusie waar een advocaat me even later hardhandig uit weg trok met de mededeling dat ook al had ik tien jaar lang zeer goede beoordelingen gehad, ze me nog steeds moeiteloos hadden kunnen ontslaan. Gewoon onder de noemer van een "verstoorde arbeidsrelatie". Ik was kansloos en even later stond ik op straat.    
Ironisch genoeg kreeg mijn coördinator niet lang na mijn vertrek zelf (wél) een slechte beoordeling, bleef ze maandenlang ziek thuis en mocht ze later terugkeren in haar oude functie op de "werkvloer". Waar ze gewoon thuishoorde en zich ook het prettigst voelde.
Moraal van het verhaal is natuurlijk: zet mensen neer op die plekken waar ze kwalitatief thuishoren en je hebt een win-win situatie. 
 

Duits onderzoek naar effecten van trainerswisselingen

Een groot onderzoek in Duitsland naar de effecten van trainerswisselingen in meer dan dertig jaar tijd in de Bundesliga (Duitse eredivisie) toonde aan dat het door de club vervangen van een trainer na een serie slechte resultaten geen zin had. Daar waar de vervanging van een trainer op korte termijn soms eventjes een (schok)effect leek te hebben, bleek het op de lange termijn voor de resultaten allemaal niets uit te maken. Wat ik hierbij erg boeiend vind, is de vraag wat dit precies zegt.
Omdat hierover in de onderzoeksresultaten niets terug te vinden is, kan ik gerust mijn eigen theorie hierop loslaten. Heel simpel en zwart-wit gezegd kan het twee dingen betekenen: a) alle trainers waren even goed/slecht en daardoor waren de resultaten hetzelfde of b) de trainers hadden weinig tot geen invloed op het team, de resultaten werden bijna volledig door de spelers bepaald en daardoor zag je geen verschillen in de resultaten.
Als ik er zo naar kijk, lijkt mij a onwaarschijnlijker dan b. Dat alle trainers toevallig even goed/slecht bleken te zijn, klinkt wel heel toevallig. Dat de trainers weinig tot geen invloed hadden en het gewoon vooral afhing van de spelers waardoor je geen verschil in resultaten zag, klinkt een stuk aannemelijker en minder toevallig.
 

De mens heeft veel minder controle dan hij denkt

Als ik echter dieper op deze materie inga, kom ik weer uit bij een overtuiging die mijn trouwe lezers van mij kennen: de mens heeft veel minder controle over de wereld dan hij denkt. Natuurlijk wil de mens graag geloven dat hij veel invloed heeft op zijn omgeving en op alles wat hij doet. Dat geeft een fijn en geruststellend en machtig gevoel.
Zoals ik al in mijn vorige column schreef (
110), heeft de mens nu eenmaal de neiging om op het moment dat hij resultaten boekt ze geheel toe te schrijven aan zijn eigen verdiensten, maar wanneer hij faalt zal hij dat veelal wijten aan factoren die zich (helaas) buiten zijn invloedssferen bevinden.
Beleggers die veel geld winnen, zijn ervan overtuigd dat ze er feeling voor hebben en ze hun winst geheel te danken hebben aan hun eigen kwaliteiten. Verliezen ze echter dan zijn ze van mening dat ze pech gehad hebben.
 

Een chimp als topbelegger

Terwijl er op het gebied van beleggen in het verleden experimenten zijn gedaan met gorilla's en chimpansees die "belegden" door het willekeurig uitkiezen van bananen en het gooien van pijltjes naar een dartbord, waarbij uitkwam dat de apen niet minder bleken te presteren dan hun "collega" topbeleggers.
Sterker nog, de chimpansee Raven deed het met zijn dartpijltjes zo goed dat als hij op Wall Street zou hebben gewerkt hij nummer 22 zou zijn geweest op de lijst met de zesduizend beste moneymakers van de Verenigde Staten. Of de chimp vervolgens als topbelegger werd aangesteld, vertelt het verhaal helaas niet.
Nou zal ik hier niet beweren dat dit bewijst dat een willekeurige chimp slimmer is dan de meeste beleggers (al zal hij ook niet de domste zijn vermoed ik zomaar). Maar het is natuurlijk niets meer en niets minder dan het bewijs dat beleggen puur en alleen maar draait om toeval en geluk/pech.
Het zou mij overigens wel aan het denken zetten als ik werk deed waarbij ik wist dat als ik morgen zou worden vervangen door een aap er helemaal niets zou veranderen. Met hooguit een kans dat die verdomde aap mijn nooit uitgekomen droom wel opeens zou weten te verwezenlijken: doorbreken tot de absolute top van 's lands beste beleggers.
 

Geluk met vakmanschap verwarren

Wie twijfelt over deze rol van toeval in het leven moet maar eens het boek "Misleid door toeval" (2009) van voormalig Wall Street beurshandelaar Nassim Nicholas Taleb lezen. Hierin vertelt Taleb hoe hij door eigen ervaring en met hulp van beroemde filosofen als Immanuel Kant en Karl Popper is gekomen tot zijn (en ook mijn) filosofische overtuiging dat mensen geluk - uiteraard uit eigen belang - vaak met vakmanschap verwarren.
Bij beleggen is verder ook nog bekend dat als je winst wilt maken je beter vrouwen kunt laten beleggen. Niet omdat vrouwen er meer verstand van hebben, maar simpelweg omdat mannen meer dan vrouwen geneigd zijn om irrationele risico’s te nemen en vrouwen meer voor safe gaan en daardoor op de lange duur gemiddeld beter scoren dan de mannen. Om dezelfde reden zullen vrouwen ook minder geld verliezen in casino’s dan mannen. 
 

Niet in vorm

Om terug te gaan naar de sport en even te chargeren: laat mij een jaar trainer van Barcelona zijn en ook dan bestaat de kans dat het team gewoon weer landskampioen wordt. Als dat gebeurt, ben ik in één klap opeens een goede en beroemde trainer en kan ik bij elke andere topclub miljoenen gaan verdienen. Terwijl de buitenstaanders op dat moment niet weten dat ik alleen maar in het begin tegen de spelers van Barcelona heb gezegd dat ze de lijn van vorig jaar moeten doortrekken en ik er alle vertrouwen in heb dat het ze weer gaat lukken.
De rol van toeval en geluk is ook in de trainerswereld een niet te onderschatten factor. Leo Beenhakker behaalde met Real Madrid diverse landstitels maar degradeerde ook gewoon met Volendam uit de eredivisie. Voor Frank Rijkaard geldt hetzelfde verhaal met Barcelona en Sparta. Ook onze grote held Guus Hiddink wist zich met Rusland gewoon niet te kwalificeren voor het EK van 2012.
Waren deze trainers een paar keer niet in vorm of werden ook zij geconfronteerd met het simpele feit dat de factor geluk in de vorm van goed (spelers) materiaal toch belangrijker blijkt te zijn dan algemeen wordt aangenomen?

Veel meer inzicht

Toch zul je mij nooit horen zeggen dat trainers en coaches geen enkele kwaliteit behoeven te bezitten en nooit bepalend kunnen zijn voor prestaties van hun teams en spelers.
Ik was vroeger op regionaal niveau een aardige tennisser op B1 niveau. Voor landelijk topniveau (A) was ik niet goed genoeg. Dan had ik eerder met tennis moeten beginnen, op een veel betere tennisclub moeten zitten en “last but not least” een veel betere mentaliteit moeten hebben.
Op mijn club zat een jongen en die was tennisleraar. Maar hij was een paar niveaus minder dan ik. In partijtjes tegen hem won ik regelmatig met 6-0, 6-0. Als we echter beiden naar een tenniswedstrijd keken, kon hij spelers technisch analyseren op een manier die mijn pet ver te boven ging. Hij zag dingen die ik totaal niet zag.
Ik vond vooral tennissen leuk en hield me totaal niet bezig met het technisch analyseren van tegenstanders. En toch, als wij beiden hadden gereageerd op een vacature voor een tennisleraar bij een grote club dan waren mijn kansen door ons niveauverschil groter geweest. Ten onrechte. Net zoals veel mensen zullen denken dat als Roger Federer straks stopt met tennissen en coach wordt hij ook daarin meteen automatisch een topper zal zijn. Terwijl een onbekend trainingsmaatje van hem wellicht veel meer inzicht heeft als coach dan de grote Federer ooit zal hebben.
 

De gave om een teamspirit te creëren

Ondanks mijn verhaal over de rol van toeval en geluk ben ik ervan overtuigd dat echt goede trainers en coaches die het verschil kunnen maken, bestaan. Zeker bij hele technische sporten als bijvoorbeeld schaatsen en zwemmen kunnen technisch sterke trainers doorslaggevend zijn in de prestaties (bijvoorbeeld zwemcoach Jacco Verhaeren).
Voor de rest denk ik dat factoren als het kweken van een goede sfeer en mentale kracht in het algemeen nóg belangrijker zijn. Zo bestaan er ook trainers die bij verschillende matige clubs steeds weer dezelfde prestatie voor elkaar krijgen: een team neerzetten dat boven zichzelf uitstijgt. Wat ik persoonlijk een grotere prestatie vind dan van een topteam met topspelers (opnieuw) een kampioen te maken.
Naar mijn mening draait het hier vooral om de gave om een teamspirit te creëren wat de sfeer en dus ook de prestaties ten goede komt. Ook hierbij kan ik putten uit eigen ervaring door te denken aan de twee tennistrainers die ik vroeger had. Daar waar ik de ene een dertien-in-het-dozijn-tennisleraar vond, had de ander iets speciaals in zich waarmee hij een generatie tennissers creëerde die vooral heel veel plezier aan het spelletje beleefde en er enorm fanatiek in werd.
Dat onder zijn leiding de beste jeugdgeneratie werd voortgebracht die de club ooit had gekend, beschouw ik dan ook niet als toeval. Niet zozeer zijn technische kwaliteiten als wel zijn motiverende spirit deden die truc.
 

De “op-het-goede-moment-op-de-goede-plaats-factor”

Toch zijn echte toptrainers en -coaches naar mijn mening de uitzonderingen op de regel, waarbij het behalen van succes voor een groot deel gewoon blijkt af te hangen van factoren die zij niet in de hand hebben: toeval en geluk, met als mooi voorbeeld de “op-het-goede-moment-op-de-goede-plaats-factor”.
Van Clarence Seedorf wordt gezegd dat hij zich als speler al gedroeg als een soort betweterige trainer; de toekomst zal uitwijzen of hij bij die uitzonderingen hoort.

Misschien heeft hij geluk…
 


Tonko

Wil je reageren op deze column? Ik hoor graag jouw mening!
Klik onderaan dit blog op "(Geen) opmerkingen" en plaats je reactie.

  
Chimpansee Raven: topbelegger op Wall Street

Logo AC Milan (foto: internet)
 

110. Lang leve het kapitalisme!

Actualiteit en privé - Arm/Rijk - Nature/Nurture 

 

De drie factoren die noodzakelijk zijn voor succes

Mijn tweede zoon vroeg ooit aan me of de meest rijke, succesvolle mensen ook de meest slimme mensen zijn met de hoogste IQ’s. Dus ik legde hem uit dat dit absoluut niet het geval is en er geen causaal verband tussen deze twee zit.
Net als mijn andere twee kinderen heb ik hem geleerd dat voor het verkrijgen van succes drie factoren noodzakelijk zijn: kwaliteit, doorzettingsvermogen en geluk. Waarbij ik gerust de stelling durf te verdedigen dat hiervan geluk de belangrijkste is, gevolgd door respectievelijk doorzettingsvermogen en "last ánd least" kwaliteit. Iets wat diverse lezers misschien zal verbazen, maar ik kan het beargumenteren.
Wie nergens goed in is en geen doorzettingsvermogen noch geluk heeft, zal nooit succes hebben. Net als dat het omgkeerde geldt: goed + doorzettingsvermogen + geluk = succes. Dat is allemaal logisch.
Maar als je ergens heel goed in bent, maar je bezit geen doorzettingsvermogen en je mist de factor geluk dan zul je ook niet snel succes bereiken. Zelfs als je wel ergens heel goed in bent én daarnaast ook beschikt over veel doorzettingsvermogen maar het ontbreekt je opnieuw aan het nodige geluk, dan nog heb je geen enkele garantie op succes. Terwijl als je ergens niet zo goed/matig in bent en je bezit niet of wel (dat maakt voor mijn punt niet uit) veel doorzettingsvermogen maar je hebt toevallig wel alle geluk van de wereld dan toch heb je een reële kans op succes.
Aan doorzettingsvermogen zou ik overigens nog het vermogen om goed en slim met mensen te kunnen communiceren willen koppelen, want ook dat is essentieel voor succes. Als je veel doorzettingsvermogen hebt, maar je communiceert niet goed met mensen om je heen heb je tenslotte nog steeds een groot probleem om succes te behalen.
 

Yes, I celebrate capitalism!

Uiteraard is het altijd fijn om “mijn gelijk” te illustreren met mooie voorbeelden. Vorige week bewees ene mijnheer O’Leary, presentator van de Canadese Late Night TV-show “The Lang and O’Leary Exchange CBS Television”, maar weer eens voor de zoveelste keer dat ook hele domme mensen gerust zeer succesvol kunnen zijn. In het fragment dat in DWDD werd getoond, wist zijn TV-partner Amanda Lang het nieuwtje₁ te melden dat is gebleken dat de 85 rijkste mensen van deze wereld bij elkaar evenveel geld hebben als de armste helft van onze wereldbevolking: 3 ½ miljard mensen. Vervolgens ontsprong zich het volgende fascinerende gesprek:
 
O’Leary: “Dat is fantastisch. Dat is mooi, want het geeft mensen de motivatie om op te kijken naar die rijkste mensen en te denken van ik wil daar ook bij horen, Ik ga hard werken om de top te bereiken. Dit is fantastisch nieuws en natuurlijk juich ik dit toe. Wat is er nou mis mee?”
Lang: “Really?”
O’Leary: “Yes, I celebrate capitalism!”
Lang: “Dus iemand die leeft van een dollar per dag in Afrika moet op een dag wakker worden en denken van ik wil Bill Gates worden?”
O’Leary: “Dat is de motivatie die ze nodig hebben.”
Lang: “We hebben het hier over de mensen die leven in extreme armoede.”
O’Leary: “Nee, we hadden het over de rijkste mensen.”
Lang zuchtend: “Ik vertel je straks wel hoe je had moeten reageren.”

Eigen schuld, dikke bult

Mijn God, wat ziet die O’Leary het allemaal goed zeg. Het is niets minder dan een ware eyeopener die hij hier met zijn wijsheid verkondigt: die achterlijke 3 ½ miljard mensen zijn gewoon te lui, te dom en te ongemotiveerd om iets van hun leven te maken. Eigen schuld, dikke bult.
Ze moeten eens ophouden met te piepen dat zij het zo slecht hebben en gewoon een keer flink de mouwen opstropen en hard gaan werken. Laat die miljarden mensen maar eens een voorbeeld nemen aan hardwerkende mensen als O’Leary en die 85 rijkste mensen. Pas met zo’n gemotiveerde houding zul je ontsnappen aan armoede en word je rijk en succesvol.
Wie dat niet begrijpt en wie niet bereid is om daar keihard voor te werken, vraagt erom om in armoede te blijven leven. Praise the Lord dat we die 85 rijkste mensen hebben om aan de rest van de wereld te laten zien hoe het moet en laten we allemaal bidden dat die 3 ½ miljard mensen op een dag ook het licht zien en onmiddellijk stoppen met hun luie, ongemotiveerde gedrag: ledigheid is des duivels oorkussen. Een schop onder hun kont, dat is wat die mensen nodig hebben en niets anders.
 

Levensles nummer één

Dat levensles nummer één aan mijn kinderen staat als een huis wist ik wel, maar zelfs ik schrok van dit nieuwtje: het leven is niet alleen onrechtvaardig, maar zelfs nóg onrechtvaardiger dan ik al dacht.
De mening van O’Leary is typerend voor een van de vele misverstanden en fabels die de mensheid koestert zo lang als zij leeft: wie succes heeft, heeft dit louter en alleen te danken aan zijn eigen kwaliteiten en wie dat niet heeft, kan er niets aan doen omdat dat wordt veroorzaakt door factoren die buiten zijn invloedssfeer liggen.
Grappig hierbij is dat de kans groot is dat je zo wel zult redeneren als het om jezelf gaat, maar dat als het om andere individuen dan jij gaat die er niet in slagen om succesvol te zijn, je dat waarschijnlijk weer gewoon zult wijten aan hun tekortkomingen. Zoals de heer O’Leary hier ook zo prachtig doet. De mens speelt net zo lang met de waarheid totdat hij er zelf altijd het best vanaf komt; een hele slimme (overlevings)strategie.
 

Oliedomme mensen

Ik erger me dood aan oliedomme mensen als O’Leary die werkelijk helemaal niks afweten van het begrip nature/nurture. Van hoe dit werkt in de praktijk en welke invloed het heeft op de realiteit van ons dagelijks leven.
Als er ooit aliens op onze planeet landen dan bestaat er altijd een kans dat ze ons vernietigen zoals in veel sciencefictionfilms gebeurt. Maar ik acht ook een ander scenario mogelijk: de aliens kijken hun ogen uit op het gebied van de gigantische onrechtvaardigheid en ongelijkheid op onze aarde.
Hoe is het in godsnaam mogelijk, hoor ik de aliens dan denken, dat deze “intelligente” levensvormen aan de ene kant van hun mooie planeet miljarden euro’s uitgeven en verspillen aan bijvoorbeeld mode, sport, cosmetica, kunst en wapens, terwijl er tegelijkertijd aan de andere kant miljoenen van hun soortgenoten doodgaan van de honger?
Ik kan alleen maar hopen dat de heer O’Leary aanwezig is als die aliens landen, want dan kan hij ze haarfijn uitleggen dat die miljarden mensen alle ellende toch echt helemaal aan zichzelf te wijten hebben en dat ze een voorbeeld hadden moeten nemen aan die 85 rijkste mensen.
Dat de heer O’Leary anders gepiept had als hij in plaats van in een gemiddeld welvarend Canadees dorp was opgegroeid in een of ander onbekend dorpje "in the middle of nowhere" in Bangladesh of Soedan vergeten we voor het gemak maar even. Net als dat we maar even moeten vergeten dat er een overduidelijk lineair verband bestaat tussen hoe goed het met het westen gaat en hoe slecht met de rest van de wereld (zie ook column 106). Of zou mijnheer O’Leary serieus geloven dat als die 3 ½ miljard mensen maar hard genoeg zouden gaan werken ze allemaal even rijk zouden worden als die 85 uitverkorenen?


Some equals zullen altijd more equal zijn than others

Weet u mijnheer O’Leary dat profvoetballers maar liefst vier of vijf dagen (!) per week een of soms zelfs twee (!) trainingen van gemiddeld anderhalf of twee uur (!) moeten afleggen en dat ze daarnaast ook nog in het weekend een wedstrijd van negentig minuten (!) moeten spelen en, alsof dat nog niet genoeg is, ze soms zelfs ook nog op de woensdagavond (!) moeten komen opdraven? En dat ze daarbij maar iets van twee tot drie maanden per jaar vrij zijn?
Natuurlijk is het dan niets anders dan logisch dat zulke hardwerkende mannen soms vijftig of honderdduizend euro per dag (!) verdienen, mag dat alsjeblieft? Dan moeten die luie donders in Afrika maar wat meer buiten met de bal spelen en trainen in plaats van steeds maar weer liggen te luieren in de schaduw.
Lang leve het kapitalisme; het prachtige systeem van het recht van de sterkste, maar vooral in de eerste plaats van het recht van de meest gemotiveerde en hardst werkende mensen! Lang leve het systeem waarbinnen de 3 ½ miljard nietsnutten op deze wereld moeten accepteren dat zo lang als ze hun luie houding niet veranderen “some equals” altijd “more equal” zullen zijn “than others” (
zie column 69).       

 

Tonko

Wil je reageren op deze column? Ik hoor graag jouw mening!
Klik onderaan dit blog op "(Geen) opmerkingen" en plaats je reactie.


₁ Dit komt uit een net verschenen rapport van Oxfam Novib.

 
"Genie" Kevin O'Leary bejubelt het kapitalisme in zijn Late Night Show
bron: YouTube  

"... but some are more equal than others" (uit "Animal Farm" van George Orwell)

109. Dit doe ik nooit meer, écht waar!

Privé - Familie/Gezin - Puberteit

 

Wakker met een kater

Mijn oudste zoon en ik werden afgelopen weekend beiden wakker met een kater. Met één verschil: mijn kater is rood en heet Dony en is een schatje. De kater van mijn zoon heeft geen naam, is ook geen dier, maar betreft een treurig overblijfsel van een avondje stoer samenzijn met wat vrienden in een huis zonder ouderlijk toezicht.
Ik werd om zaterdagnacht 00.30 gebeld door mijn zoon. Tenminste dat dacht ik, aangezien het zijn mobiele nummer was. Maar het bleek een van zijn vrienden te zijn die mij meedeelde dat mijn zoon stomdronken was en zichzelf had ondergekotst en dus niet in staat was om naar huis te fietsen. Of ik ‘m wilde komen ophalen.
Ik lag al in bed en mompelde dat ik er niet bepaald blij mee was, maar dat ik eraan kwam. Inderdaad trof ik mijn zoon ladderzat en ondergekotst aan. Onervaren als ik ben met drank en dronkenschap (understatement) vond ik zijn wankele toestand er zelfs een beetje eng uitzien waardoor ik me eventjes bezorgd afvroeg of ik er niet beter aan deed om eerst met hem langs het ziekenhuis te rijden. Aangezien hij echter gelukkig nog genoeg tekenen van leven vertoonde, besloot ik dat toch maar niet te doen.
 

"Dit doe ik nooit meer"

Moeizaam liet ik mijn strompelende zoon op de achterbank vallen alwaar hij snel duidelijk maakte dat zijn maag nog niet helemaal leeg was en ik blij mocht zijn dat ik niet de trotse eigenaar van een dure BMW ben. Eenmaal thuisgekomen sleepte ik hem naar binnen, kleedde hem uit en dropte hem linea recta onder de douche. Behalve wat laatste restjes braaksel bracht hij niet veel uit, op de overbekende woorden na dan van een gemiddelde puber na zijn eerste dronkenschap: “Dit doe ik nooit meer. Écht waar!”
Mijn zoon is vijftien jaar (in maart zestien) en hij mag met de net nieuw ingevoerde alcoholwet dus pas over ruim twee jaar alcohol kopen en drinken. Tenminste in openbare gelegenheden dan. Wat iemand thuis drinkt, mogen ouders en hun kinderen nog altijd zelf beslissen.
De vrienden van mijn zoon en hun “vrienden” hadden hem allerlei drankjes aangeboden. Behalve mixdrankjes had iemand ook nog ergens een wodkafles geritseld en mijn zoon zag er blijkbaar wel de lol van in. Maar zonder erbij te zijn geweest, kan ik wel raden hoe zoiets gaat: zet een groep opgeschoten puberknullen bij elkaar, geef ze alcohol (al is dat helemaal niet nodig want - wet of geen wet - dat regelen ze zelf wel) en de groepsdruk, het stoer doen en het elkaar opjutten doen de rest.

Stom gedrag

Gelukkig hoop ik mijn zoon goed genoeg te kennen om te kunnen stellen dat hij hier wel degelijk van heeft geleerd en het wellicht dus helemaal niet zo slecht is dat hij dit heeft meegemaakt.
Een enorme donderpreek heeft hij van mij dan ook niet gekregen, eenvoudigweg omdat het enige effect wat ik daarmee zou hebben bereikt waarschijnlijk een averechts effect zou zijn. Van de combinatie mixdrankjes en wodka kun je “gewoon” in coma geraken en zelfs dood gaan op een moment dat je zulk stom gedrag te ver doorvoert en ik ben ervan overtuigd dat mijn zoon zich daar nu ook wel iets bij kan voorstellen.
Bovendien heeft hij nog een andere belangrijke les geleerd. Namelijk dat die leuke sociale media waar de gemiddelde puber niet zonder kan ook nadelen hebben. In deze tijd met smartphones kun je er gif op innemen dat al jouw uitspattingen in gezelschap in een fractie van een seconde voor eeuwig worden vastgelegd. Zo ook hier: een van de zogenaamde “vrienden” had een foto van mijn voor pampus liggende zoon gemaakt en op internet gezet. Mijn zoon was woest.
Gelukkig leven we hier niet in de Verenigde Staten en hoeft hij dus niet meteen bang te zijn dat een politieke carrière ambiëren vanaf nu een kansloze missie is. Al zal dat niet zijn grootste angst zijn. Ik weet niet wat mijn zoon later gaat worden, maar de kans dat hij politicus wordt acht ik even groot als dat Geert Wilders mij binnen een paar jaar presenteert als zijn opvolger lijsttrekker binnen de PVV.
Waar mijn zoon wel mee zit, is hoe dit gaat overkomen bij bepaalde meisjes die hij leuk vindt. Dat het incident zijn populariteit onder diverse puberknullen in elk geval niet negatief zal beïnvloeden, is vrees ik een understatement. Maar voor hem kan ik echter alleen maar hopen dat het bij de meisjes die hij leuk vindt wat minder indruk zal maken. Want een vriendinnetje dat kickt op dit soort gedrag lijkt mij niet bepaald een goede keus.
 

Een a-typische puber

Toch hoeft mijn zoon zich verder geen zorgen te maken. Het voordeel van de sociale media is weer dat er elke dag zoveel op verschijnt dat het nieuws van vandaag de geschiedenis van morgen is. Als je er zelf niet veel aandacht aan schenkt, waait het vanzelf wel weer over. En terecht, want als we aan elke stommiteit van elke puber veel aandacht zouden besteden, zouden we geen tijd meer voor andere zaken hebben.
Wie verwacht dat ik nu een lijst met stommiteiten ga opsommen uit mijn eigen puberteit, moet ik teleurstellen. Ik kan dat niet. Niet omdat ik te dronken was om ze te onthouden, maar simpelweg omdat ik ze niet heb.
Zoals ik al in een eerdere column schreef, is de puberteit nooit mijn ding geweest. Afgezet tegen de gemiddelde puber was ik een a-typische puber. Regelmatig in de weekenden uitgaan, cafés en feesten bezoeken met groepen vrienden, beetje roken, beetje drinken, beetje flirten met meiden, beetje zoenen en seksen; een voor een hele normale bezigheden voor een gemiddelde puberjongen. Echter niet voor mij. Aan niets van dit alles deed ik mee.
Met alcohol en dat vieze, bittere bier in het bijzonder had ik niets. Met ouders en een zus die rookten, vond ik roken alleen maar een smerige gewoonte. Het fenomeen groepen en groepsgedrag bekeek ik ook toen al gefascineerd van gepaste afstand, maar de behoefte om er zelf aan mee te doen heb ik nooit gevoeld. In meisjes daarentegen was ik wel altijd gewoon geïnteresseerd - en ongetwijfeld veel meer dan mijn omgeving vermoedde - maar ik was er te verlegen en onzeker voor om daar iets mee te doen.
 

Teruggetrokken einzelgänger

Pas achteraf geconcludeerd kan ik stellen dat ik eigenlijk een soort van "nerd" was. Iets wat in die tijd echter geen seconde in me was opgekomen. Ik vermoed om twee redenen.
Ten eerste omdat ik (gelukkig) nooit ben gepest. 
Als klein kind was ik niet verlegen waardoor ik met een bepaalde gezonde dosis weerbaarheid op de middelbare school terechtkwam. Waar ik het vervolgens om de een of andere manier voor elkaar kreeg om niet op te vallen en laat dat (opvallen) nou net de eerste voorwaarde zijn om gepest te worden.
De tweede reden waarom ik mezelf nooit als nerd zag, komt omdat ik op school altijd net genoeg deed voor het behalen van zesjes en wat zeventjes en ik dus een zeer middelmatige leerling was. School boeide me niet en door zo efficiënt mogelijk te leren, bleef er zoveel mogelijk tijd over voor mijn uitlaatklep: tennissen.
Pas vele jaren later kwam ik, met dank aan mijn oudste zoon die op de lagere school met een aantal problemen worstelde, erachter dat ik een stuk slimmer bleek te zijn dan ik altijd had beseft. Hierdoor vielen met terugwerkende kracht wat puzzelstukjes op zijn plaats en begrijp ik nu beter waarom ik als puber zo’n teruggetrokken einzelgänger was.
Net als ieder mens en elke ouder ben ook ik ijdel genoeg om het leuk te vinden om in mijn kinderen dingen van mezelf terug te zien en te herkennen. Maar gelukkig kent dat ook zijn grenzen. Al is het alleen maar vanwege de gezonde wens dat je als ouder je kinderen het allerbeste gunt en dus ook hoopt dat nare ervaringen die jij hebt meegemaakt je kinderen (meer) bespaard zal blijven. 
 

Go with the flow

Ik zal nu niet beweren dat ik hoop dat ik de komende jaren mijn kinderen nog op vele plekken mag komen ophalen op een moment dat ze te stomdronken zijn om zelf naar huis te kunnen komen, maar een beetje met vrienden experimenteren als een gemiddelde puber is sociaal gezien helemaal niet zo slecht. Zo lang als ze hun grenzen leren kennen en ervan leren, hebben ze mijn zegen: go with the flow (zie ook column 31)! Maar papa houdt het voorlopig lekker bij zijn eigen kater Dony...



Tonko

Wil je reageren op deze column? Ik hoor graag jouw mening!
Klik onderaan dit blog op "(Geen) opmerkingen" en plaats je reactie.

Mijn kater Dony (foto: Tonko)