Om verschillende redenen wijd ik nu een aantal columns aan het onderwerp hoogbegaafdheid en de link met mijn privéleven. Het zijn verhalen die ik altijd al van plan was op een dag te gaan opschrijven. Nu er echter een directe aanleiding is (zie columns 141, 142 en 143), maak ik meteen van de gelegenheid gebruik om het allemaal in een keer te vertellen.
Niet empathisch?
Jarenlang heb ik met name doordat mijn (ex) vrouw en haar moeder dat bij mij vermoedden, gedacht dat ik niet empathisch was en dus ook wellicht een of andere vorm van autisme had. Gebrek aan empathie is tenslotte een belangrijke overeenkomst tussen alle autistische varianten die er bestaan (al lijkt dit inmiddels alweer achterhaald te zijn, aangezien er onderzoeken bestaan die aantonen dat er wel degelijk mensen met autisme zijn die een goed ontwikkeld empathisch vermogen hebben).
Maar in de loop der tijd ben ik daar toch eens goed over gaan nadenken. Stom dat ik dat trouwens nooit eerder deed, want zo ingewikkeld is dat natuurlijk niet: je definieert de term “empathisch”, je kijkt wat de kenmerken ervan zijn en je onderzoekt of en in hoeverre je die bij jezelf herkent.
Wel empathisch?
Hoe meer ik me in de term empathie ging verdiepen, hoe meer ik erachter kwam dat ik niet alleen kon concluderen dat ik wel degelijk empathie had, maar dat ik zelfs een stuk empathischer blijk te zijn dan een gemiddeld persoon.
Daarvoor kan ik inmiddels een aantal goede argumenten en voorbeelden aandragen. Afgezien nog van een paar simpele feitjes als dat ik bij empathietestjes op internet boven het gemiddelde scoor en een halfjaar geleden nog een vrouwelijke collega tegen mij zei dat ze mij zo’n empathisch persoon vond. Al kun je daar nog wel tegenin brengen dat ik toen werkte bij een zeer louche dakdekkersbedrijf waar zij mannelijke collega’s gewend was die je niet bepaald kunt rekenen tot het meest empathische soort op deze aarde.
Opkomen voor gepeste kinderen
Toen ik een kind was, had ik al medelijden met kinderen die werden gepest waardoor ik voor ze opkwam (zie ook columns 45 en 71 over pesten). Het als kind opkomen voor gepeste kinderen, is iets wat niet veel kinderen doen. Behalve dat dat kan duiden op een gebrek aan lef, kan het er ook mee te maken hebben dat veel van deze kinderen weinig/minder empathisch zijn en dus ook minder de behoefte zullen voelen om in te grijpen.
Dierenleed
Zo lang als ik leef heb ik altijd iets met dieren gehad (met name met alle katachtigen) en ben ik dus ook met ze begaan. Ook al was ik nooit een grote vleeseter is het geen toeval dat ik al vanaf mijn twaalfde jaar vegetariër ben.
Daar waar ik gek genoeg documentaires over de Holocaust zonder problemen kan zien (vooral door gewenning), geldt dat niet voor documentaires over dierenleed waar ik soms echt niet naar kan kijken uit walging van wat ik zie.
Wat mensen elkaar kunnen aandoen op deze wereld is al verschrikkelijk, maar wat mensen dieren kunnen aandoen vind ik nóg erger. Simpelweg omdat dieren veel kwetsbaarder en weerlozer zijn dan mensen. En zeker ten opzichte van datzelfde menselijk ras dat qua intelligentie (maar ook qua wreedheid) superieur is aan de dieren. Onrecht tegen dieren maakt mij ontzettend kwaad.
Vertrouwenspersoon
Als ik ergens werk - wat soms voorkomt - en er komt een nieuwe collega die mij aardig lijkt (als ik denk wat een eikel is het eerlijk gezegd een ander verhaal) dan doe ik altijd mijn best om zo iemand op zijn/haar gemak te stellen en ben ik heel behulpzaam.
De reden hiervoor is dat ik als geen ander weet dat je je in zo’n situatie ongemakkelijk en onzeker kunt voelen en veel andere collega’s je gewoon laten zwemmen. Ook ben ik op mijn werk ooit aangesteld in de vrijwillige functie van vertrouwenspersoon. Weliswaar een halfjaar voordat ook zij mij ontsloegen, maar dat is een ander verhaal wat hier helemaal los van staat. Maar dan nog zou het opvallend zijn geweest als ze mij in zo’n functie hadden aangenomen als ze niet in mij enige vorm van empathie hadden bespeurd. Mag ik toch hopen.
Attentheid en empathie
Vroeger was ik altijd heel attent naar mensen om me heen. Waarschijnlijk ook gewoon uit de hele menselijke eigenschap om gezien, gewaardeerd en aardig gevonden te willen worden. Maar omdat ook ik een ego heb dat gekrenkt kan worden, is mijn attentheid in de loop der jaren steeds minder geworden omdat ik merkte dat ik tien keer attenter was naar anderen dan andersom en ik me toch heel kinderachtig begon af te vragen waarvoor ik het allemaal deed.
Zo vond ik het altijd leuk om als iemand jarig was me een beetje in die persoon te verdiepen om met een toepasselijk kaartje en/of cadeau te komen. Geven schijnt gelukkiger te maken dan nemen en dat geloof ik onmiddellijk.
Als mijn vrouw jarig was, gaf ik haar bijvoorbeeld het nieuwste boek van Isabel Allende omdat ik wist dat ze dat vroeger altijd geweldige boeken vond. Of ik gaf haar dat ene geurtje waarvan ik wist dat ze daar erg van hield. Grappig is echter dat ze mij vaak op mijn verjaardag ook geurtjes gaf, terwijl ik daar helemaal niets mee heb. Ik begon aan mezelf te twijfelen en vroeg me af of ik nou zo'n saai mens was dat mijn vrouw blijkbaar niets anders wist te verzinnen dan een cadeau waar ik geen affiniteit mee had/heb. Nu ben ik gelukkig zover dat ik weet dat attentheid te maken heeft met inleven en dus met empathie.
Plaatsvervangend schaamtegevoel
Ook heb ik de eigenaardigheid dat als ik een televisieprogramma zie waarin mensen flink voor lul worden gezet, ik er niet naar kan kijken en wegzap. Er bekruipt mij dan kennelijk een soort van plaatsvervangend schaamtegevoel of zo. Ik moet dan echt tegen mezelf zeggen van tjee doe niet achterlijk, het overkomt jou toch niet! En wat tref ik aan als ik ga googelen op het begrip "plaatsvervangend schaamtegevoel"? Jawel: dit duidt op een extra sterk empathisch vermogen aangezien je dit alleen maar kunt hebben door je goed in te leven in een ander. Een inkoppertje..
Bij andere televisieprogramma’s als bijvoorbeeld “Spoorloos” kan ik weer soms als een wijf snotteren als ik geraakt word (zie bijvoorbeeld column 79). Waar ik wel aan moet toevoegen dat dit iets is dat ik vroeger als volwassene nooit had, maar sinds het hebben van kinderen en vooral sinds mijn scheiding moet ik concluderen dat ik blijkbaar een emotioneler mens ben geworden.
HSP en empathie
Dat veel vrienden van me een HSP bleken te zijn en ik ook kenmerken van hoogsensitiviteit bleek te hebben, stelde ik al eerder vast (zie column 18). En als je dan weet dat HSP’ers veel empathischer zijn dan gemiddeld - en de meeste hoogbegaafden toevallig ook hoogsensitief zijn - en je ervan uit mag gaan dat het geen toeval is dat ik goed met HSP’ers klik, lijkt de conclusie dat ik empathisch ben niet zo vergezocht.
Sterk rechtvaardigheidsgevoel
Het is veelzeggend en eigenlijk absurd dat ik het noodzakelijk heb geacht om dit alles te analyseren om mezelf te kunnen geruststellen dat ik wel degelijk empathisch vermogen heb en ik dus geen autist ben. Hopelijk spreken mijn columns wat dat betreft ook voor zich. Veel van mijn columns komen tenslotte voort uit een sterk rechtvaardigheidgevoel. De hieruit voortvloeiende gevoelens van onmacht als ik via de media word geconfronteerd met onrecht en oneerlijkheid vormen denk ik ook een belangrijk kenmerk van empathie. Zonder empathie geen columns zoals deze.
|
Foto: internet
|
Beticht van afwezigheid van empathisch vermogen
Na mijn conclusie dat ik wel degelijk empathisch ben en dus ook geen autist kan zijn, rest de interessante vraag waarom mijn ex-vrouw mij dan toch betichtte van de afwezigheid van empathisch vermogen wat op mij overkwam als een verwijt.
Uiteraard denk ik als eerste omdat zij blijkbaar iets in mij miste in onze relatie die uiteindelijk dan ook niet voor niets uitmondde in een scheiding.
Ik kan me bij haar gevoel wel wat voorstellen. Al hebben alle verhalen twee kanten en ook hier, want dat gevoel van missen was helaas wederzijds.
Vertrouwen wekken
Meestal ben ik iemand die bij individuele personen snel vertrouwen weet te wekken. Ik denk dat dat vooral komt doordat ik nieuwsgierig en belangstellend ben en veel directe vragen stel die anderen niet snel durven te stellen. Daarbij stel ik mezelf ook altijd kwetsbaar op.
Hierdoor heb ik diverse keren in mijn leven meegemaakt dat mensen die ik nog niet eens zo goed kende, aan mij dingen vertelden waarvan ze beweerden dat ze die nog nooit aan iemand anders hadden verteld. Blijkbaar roep ik dat dus bij sommige mensen op.
Gesloten
Helaas moet ik constateren dat dat om wat voor reden dan ook bij mijn eigen vrouw eigenlijk nooit is gelukt. Ik vertelde haar aan het eind van ons huwelijk ooit dat er volgens mij achter haar stoere en zelfverzekerde uitstraling een klein gevoelig en kwetsbaar meisje verscholen zat dat naar buiten wilde. Maar dat hoe graag ik dat meisje ook tevoorschijn wilde laten komen, ik helaas moest concluderen dat dat mij in elk geval niet was gelukt en dat ik dat ook een beetje als falen zag. Omdat ik zoiets normaal gesproken tot mijn sterkste kanten reken.
Waar het aan lag dat het mij niet lukte, heb ik wel ideeën over. Ik heb mijn vrouw altijd heel gesloten gevonden, al is het grappig dat zij precies hetzelfde over mij zei. Terwijl ik mezelf nou niet bepaald als gesloten zou omschrijven.
Ja, voor mensen die ver(der) van me af staan kan ik zeker overkomen als een stille, introverte man. Maar dat geldt zeker niet voor vrienden die mij goed kennen. Die zullen veel over me zeggen maar niet dat ik gesloten of stil ben. Terwijl ik vermoed dat de vriendinnen van mijn vrouw haar wel eens zo zouden kunnen omschrijven.
Een gesloten boek
Hoe je het ook wendt of keert, kan ik voor mezelf concluderen dat mijn vrouw ook voor mij een gesloten boek bleef waarvan ik de sleutel eenvoudigweg niet kon vinden. Ik kreeg gewoon geen hoogte van haar.
En omdat zij niet hield van mijn directe manier van communiceren en sommige vragen van me impertinent en brutaal vond, zal ik ongetwijfeld bewust dan wel onbewust ook steeds meer afstand van haar hebben genomen.
Projectie
Behalve dat het kan zijn dat mijn vrouw door de groter wordende afstand empathie bij mij miste, is er ook een andere verklaring voor haar verwijt naar mij toe. Ik moet daarbij denken aan mijn moeder.
Sinds mijn vader een paar jaar geleden overleed, heeft mijn moeder de neiging om hem allerlei eigenschappen toe te dichten die in de ogen van mijn zus en mij totaal niet kloppen. Dan vertelt ze bijvoorbeeld dat ze mijn vader altijd zo dominant vond en somber en negatief en pessimistisch.
Dat dat niet juist is, blijkt onder andere uit het feit dat onze vader ons ooit had laten weten dat als hij zijn leven een cijfer zou moeten geven, hij er een acht voor zou geven. Mijn moeder daarentegen vertelde mij ooit dat als ze terugkeek op haar leven ze vond dat ze niets van haar leven had gemaakt. Een acht zou voor haar helaas iets te hoog gegrepen zijn.
Mijn zus maakte toen de verstandige opmerking dat onze moeder aan projectie deed: het verschijnsel waarbij mensen negatieve eigenschappen of emoties van zichzelf trachten te ontkennen, verbergen of verdringen door deze aan iemand anders toe te schrijven. Mensen die dit doen, doen dit meestal onbewust om niet de confrontatie met zichzelf te hoeven aangaan over hun minder leuke kanten: “Wat je zegt, ben je zelf!” en “Zoals de waard is, vertrouwt hij zijn gasten”.
Niet bepaald empathisch
Zeker nadat ik mij verdiept had in het onderwerp empathie kon ik bevestigen wat ik al eerder vermoedde: ik vond mijn vrouw behalve gesloten ook niet bepaald empathisch. Zo kan ik me nog de dag herinneren dat ik haar heel zenuwachtig vertelde over mijn ontdekkingen over hoogbegaafdheid en mijn vermoedens dat ik "het" zelf misschien wel was. Nuchter als altijd reageerde ze met: "En wat wil je daarmee doen?" Terwijl ik had gehoopt op een beetje begrip en belangstelling over hoe ik tot dit idee gekomen was.
Andersom zou ik aan haar lippen hebben gehangen en allemaal vragen hebben gesteld.
Met mijn vermoedens tot weinig empathie bij mijn ex-vrouw, was het cirkeltje rond aangezien zij precies hetzelfde over mij dacht. Al vermoed ik dus dat hier ergens sprake was van projectie.
Verschillende visie op communicatie
Ook interessant was dat ik er aan het eind van ons huwelijk achter kwam dat wij een hele andere visie op communiceren hadden. In mijn ogen is de basis van een goede communicatie binnen een relatie dat je belangstellend naar elkaar toe bent en dit laat zien door interesse in elkaar te tonen door het regelmatig stellen van vragen. Zij daarentegen vond dat als je in een relatie elkaar dingen wilde vertellen je dat wel uit jezelf deed en er daarvoor geen vragen hoefden te worden gesteld.
Hierdoor ontstonden vreemde situaties tussen ons waarbij ik bijvoorbeeld ergens was geweest en bij thuiskomst hoopte dat zij belangstelling zou tonen door het stellen van vragen (al was het alleen maar van "Hoe was het?") terwijl zij er gewoon van uitging dat als ik iets wilde vertellen ik dat wel deed. Gevolg: pijnlijke stiltes en een prachtig voorbeeld van hoe een verschillende visie op communiceren funest is voor een huwelijk.
Inmiddels ben ik erachter dat heel veel mensen de communicatiemethode van mijn ex hanteren, want ik kom in mijn leven veel meer mensen tegen die veel praten (en weinig zeggen) maar daarbij nooit vragen aan mij stellen dan mensen die heel geïnteresseerd en belangstellend zijn. En wie mij kan zeggen hoe je geïnteresseerd en belangstellend kunt zijn zonder vragen te stellen, mag het mij zeggen. Mij lijkt dat in elk geval onmogelijk.
Als een soort zombie
Behalve dat
ik op basis van alle feiten nu wel kan zien dat ik niet iemand ben met autisme, heb ik deze
conclusie inmiddels ook zwart op wit van een erkend psycholoog.
Een tijd
terug ging het niet zo lekker met me en mijn zus besloot een psychologe voor me
uit te kiezen en met mij mee te gaan. Waarschijnlijk omdat ze anders twijfels
zou hebben of ik wel zou gaan, en terecht. Ik kan me er niet zoveel meer van herinneren. Volgens mij zat ik er als een
soort zombie bij met een houding van het kan me allemaal toch niks meer schelen.
Maar desalniettemin beantwoordde ik braaf de vragen en vertelde mijn
verhaal.
Het sociale spel
Op een gegeven moment hadden we het over sociale
situaties en vertelde ik dat ik in gezelschap vaak het gevoel heb alsof
iedereen het sociale spel beheerst behalve ik. Ik haat small talk gesprekken en
vind het allemaal nogal onbenullig en nietszeggend en ik weet dan gewoon geen
raad met mijn houding. Heel vaak komt het in dat soort situaties voor dat
zonder dat ik het besef en zonder dat ik dat bewust doe ik opeens behalve
figuurlijk ook letterlijk buiten de groep val. Dan zit ik bijvoorbeeld met een groep mensen aan een lange tafel en op een gegeven moment splitst die zich in twee praatgroepjes. Altijd, echt altijd is het dan zo dat ik weer in het midden beland bij de splitsing. Sterker: ik bén de splitsing. Ik weet niet hoe ik het voor mekaar krijg, maar ik flik het steeds opnieuw. Alsof die mensen dat van tevoren met elkaar hebben bekokstoofd. Om paranoïde van te worden.
Kenmerkend voor PDD-NOS!
De psychologe die mijn verhalen volgens mij niet
bijster interessant vond, veerde bij het horen van mijn mededeling dat ik het
zag als een spel dat ik niet beheerste opeens enthousiast op en riep dat dat
kenmerkend is voor PDD-NOS.
Volgens mij zeer opgelucht over het feit dat ze
iets uit haar theorieboekjes had onthouden én herkend, verwees ze mij niet
alleen onmiddellijk door naar een specialistisch centrum voor diagnose van
autisme maar regelde ze ook meteen een afspraak voor me. “Omdat dit niet mijn
specialiteit is.”
Ik was niet eens in staat om de boze emoties in me naar boven te halen die ik had toen men ook op basis van vrijwel niets mijn oudste zoon PDD-NOS in de mik probeerden te schuiven (zie column 138).
Ik ben geen autist
Eenmaal thuisgekomen werd ik pas weer wakker en mondig en assertief
en belde ik onmiddellijk mijn zus op om haar te vertellen dat het grote bullshit
was dat ik autistisch zou zijn en dat ik echt niet van plan was om naar zo'n stom centrum te gaan. Maar mijn zus zei dat ik gewoon moest gaan, “want
er is wel iets met jou aan de hand.”
Een week later ging ik toch maar bij het centrum
langs, waar ik anderhalf uur een leuk gesprek had met een specialist daar die mij aan
het eind de bevestiging gaf van wat ik al wist: ik ben geen autist.
Ik zei
tegen hem dat ik dat graag zwart op wit wilde hebben om de eerstvolgende persoon die mij van autisme zou gaan betichten mee om de oren te kunnen slaan. De man ging akkoord en herhaalde de
woorden van mijn zus dat er echter wel "iets" met mij aan de hand was. Maar wat dat
precies was, wist hij ook niet.
Persoonlijkheidsstoornis NAO
Blijkbaar wilde hij dat zwart op wit niet
onvermeld laten, want even later kreeg ik een verklaring thuis gestuurd waarop
stond dat was vastgesteld dat ik geen autistische stoornis had, maar dat hij bij
mij wel dacht aan een persoonlijkheidsstoornis NAO.
Bij navraag bleek dat te
betekenen: Niet Anders Omschreven. Vrij vertaald kun je deze “diagnose” krijgen
als ze wel wat afwijkingen bij je zien, maar ze deze niet in één hokje weten te
plaatsen. Waarvan akte.
De "stoornis" hoogbegaafd
Natuurlijk had ik de man nog kunnen opzoeken om de discussie met hem aan te gaan of ik niet heel misschien de "stoornis" hoogbegaafd zou kunnen hebben, omdat ik me steeds maar weer opnieuw blijf herkennen ik al die kenmerken en dat toch geen toeval kan zijn.
Maar ik heb het wijselijk hierbij gelaten. Ik word een beetje gek van die hulpverleningswereld met al haar diagnoses en niet anders omschreven persoonlijkheidsstoornissen. Geef mijn portie maar aan Fikkie.
Als mijn ex en haar
moeder willen, kunnen ze trouwens altijd een kopietje van me krijgen…
Tonko
Wil je reageren op deze column? Ik hoor graag jouw mening!
Klik onderaan dit blog op "(Geen) opmerkingen" en plaats je reactie.