vrijdag 31 maart 2017

280. COLUMN (JEROEN) KRABBÉ ZOEKT VAN GOGH EN PICASSO (AVRO/TROS), WRANG MAAR WAAR: TRAGIEK BOEIT, TRAGIEK EN ROMANTIEK IN LEVEN VAN VINCENT VAN GOGH, EENZAAMHEID, AMY WINEHOUSE, DE KEERZIJDE VAN ROEM, ACTUALITEIT (DEEL 2/2, SLOT): De tragiek en eenzaamheid van de genialiteit van Vincent van Gogh en Amy Winehouse

ONDERWERPEN: KRABBÉ ZOEKT VAN GOGH/PICASSO - AMY (2015)

 

Krabbé zoekt Van Gogh en Picasso

Via uitzending gemist en televisie heb ik afgelopen maanden de mooie AVRO/TROS-series “Krabbé zoekt Van Gogh” en “Krabbé zoekt Picasso” bekeken.
In deze series vertelt acteur én kunstschilder Jeroen Krabbé boeiende anekdotes over de markante levens van Vincent van Gogh en Pablo Picasso terwijl hij de plekken bezoekt waar deze kunstenaars hebben gewoond en gewerkt.
 

De groten van alle tijden

Onvermijdelijk moest ik tijdens het kijken, denken aan mijn jeugd. Als kind had ik al een brede interesse. Of het nou ging om het heelal, wetenschap, dieren of om grootheden uit de wereldgeschiedenis, het fascineerde mij allemaal.
Over die grootheden verzamelde ik zelfs een boekenserie: “De groten van alle tijden”. Naast de grote componisten, geleerden, geestelijke leiders, veroveraars en staatslieden zaten daar uiteraard ook grote schilders bij zoals bijvoorbeeld Rembrandt, Leonardo da Vinci en Rubens.
Dat ik als jonge tekenaar graag met mijn ouders het Rijksmuseum, het Van Gogh Museum of het Kröller-Müller Museum bezocht, mag dan ook geen verrassing zijn. En uiteraard rekende ik als Nederlands kunstenaartje in de dop Rembrandt van Rijn en Vincent van Gogh tot mijn favoriete schilders.
 

Wrang maar waar: tragiek boeit

Wellicht dat dit kleine beetje chauvinisme ook heeft meegespeeld in mijn mening dat Krabbé’s zoektocht naar Van Gogh (nog!) boeiender was dan zijn zoektocht naar Picasso. Maar eerlijk gezegd is dat niet de hoofdreden voor mijn voorkeur voor het levensverhaal van Van Gogh. Wrang maar waar komt het kort gezegd hierop neer: tragiek boeit.
Waarmee ik overigens absoluut niet wil zeggen dat het leven van Picasso tragiek ontbeerde. Met de dood van zijn jonge zusje, de zelfmoord van een goede vriend, het vroeg overlijden van zijn geliefde Eva en het breken van de vele relaties met zijn talrijke muzen (overigens meer tragisch voor de vrouwen dan voor de egocentrische Picasso die zelf de breuken veroorzaakte) had Picasso over gebrek aan tragiek bepaald niet te "klagen". En dan heb ik het nog niet eens over alle ellende na de dood van Picasso: veel geruzie en drama's rondom de verdeling van zijn erfenis, een kleinzoon en twee van zijn voormalige muzen die zelfmoord pleegden etc.
Ondanks dat ik terdege besef dat het van een enorm gebrek aan inlevingsvermogen en respect zou getuigen om de tragiek in iemands leven als mooi te omschrijven, is het wel een feit dat tragiek mij raakt en ontroert en in die hoedanigheid dus ook iets moois in zich herbergt.
Bovendien kan ik tragiek moeilijk los zien van romantiek. En ergens onder mijn soms wat cynische buitenkant zal altijd een romanticus schuilen. Wat vrij logisch is als je bedenkt dat een bekende uitspraak luidt dat cynici in feite gefrustreerde romantici zijn…
Net als dat in de mooiste liefdesfilms tragiek en romantiek vaak nauw verweven zijn, spreken levensverhalen als die van Vincent van Gogh waarin dezelfde combinatie voorkomt mij het meeste aan. Al valt er natuurlijk een hoop te discussiëren over de vraag of het leven van Vincent van Gogh nou wel zo romantisch genoemd mag worden. Waar je dan weer tegenover kunt stellen dat het leven van kunstenaars uit de negentiende eeuw die ongeacht hun moeilijke omstandigheden en problemen hun passie bleven volgen, per definitie veel romantiek bevatten. Laten we maar zeggen dat het allemaal afhangt van hoe je het begrip “romantiek” precies definieert.
 

Borderline-stoornis

In elk geval mag duidelijk zijn dat in het leven van Van Gogh veel tragiek zat. De man had een zeer gecompliceerde persoonlijkheid, die achteraf gezien veel symptomen van een borderline-stoornis vertoonde. Van Gogh had last van impulsiviteit, stemmingswisselingen, zelfdestructief gedrag, verlatingsangst, een onevenwichtig zelfbeeld en autoriteitsconflicten. Wat uiteraard leidde tot grote problemen in zijn sociale contacten en relaties.
Ondanks (of door) zijn genialiteit werd Van Gogh - in tegenstelling tot Picasso die bij leven al een stinkend rijke legende was - niet begrepen door zijn omgeving en verkocht hij gedurende zijn leven slechts één schilderij: De rode wijngaard. Het is dat zijn loyale broer Theo - die zelf kunsthandelaar was - zich altijd over hem en zijn schilderijen ontfermde want anders zou Vincent het al helemaal niet hebben gered.
Dat Vincent uiteindelijk - na nog de nodige ellende als het fameuze oor-afsnijden-incident na een ruzie met collega schilder Paul Gauguin of de opname in het psychiatrisch ziekenhuis Saint-Paul-de-Mausole - op 29 juli 1890 op 37-jarige leeftijd stierf twee dagen nadat hij zichzelf met een revolver door de borst had geschoten, is algemeen bekend.
Iets minder bekend is dat Theo een paar maanden na de dood van zijn grote broer werd opgenomen in een krankzinnigengesticht om daar een halfjaar na Vincent op 25 januari 1891 op 33-jarige leeftijd te overlijden aan waarschijnlijk syfilis. En nog minder bekend is dat het jongere broertje van Vincent en Theo, Cor van Gogh, op 14 april 1900 in Zuid-Afrika op 32-jarige leeftijd ook (vermoedelijk) door zelfmoord om het leven kwam. Het hier nog aan toevoegen dat een van Vincents zussen, Wil van Gogh, meer dan veertig jaar van haar leven zou doorbrengen in een krankzinnigengesticht lijkt haast overbodig. De tragiek druipt er van alle kanten vanaf.
 

Het is eenzaamheid

Het mooiste en meest ontroerende moment van de serie is zonder twijfel het slotfragment waarop Jeroen Krabbé wordt gevraagd wat hem het meeste heeft geraakt aan Vincent van Gogh. Hierop laat Krabbé een foto zien van een zelfportret van Van Gogh als man met een schilderij onder zijn arm. Hij vertelt dat niemand dit schilderij kent omdat het tijdens een bombardement in de Tweede Wereldoorlog is vernietigd.
“Het is eenzaamheid”, zegt Krabbé die vervolgens zichtbaar emotioneel wordt en er alles aan doet om zijn tranen te bedwingen. "En dat is het. Je bent sowieso eenzaam als schilder. Altijd." Wat mij uiteraard meteen doet afvragen of, en zo ja in hoeverre, de hier getoonde emoties van kunstschilder Jeroen Krabbé iets te maken hebben met eigen ervaringen en gevoelens van eenzaamheid.
Met moeite sluit Krabbé af met een quote van Vincent van Gogh die volgens hem de kern is: “Als ik later iets waard zou zijn dan zou ik het nu ook waard zijn. Want koren is koren, ook al denkt de stedeling aanvankelijk dat het onkruid is.”
Einde verhaal, aldus Krabbé.
Prachtig! Ook ik kreeg bij dit fragment tranen in mijn ogen omdat ik het net als Jeroen Krabbé begrijp. Het gevoel van eenzaamheid is voor mij het toppunt van tragiek en ontroering.
 

Amy Winehouse en de keerzijde van roem

Het deed me allemaal erg denken aan de tranen in mijn ogen die ik kreeg tijdens het zien van de documentaire “Amy” (2015) over het tragische leven van zangeres Amy Winehouse. Een documentaire die in mijn beleving het verhaal vertelt van een lief en naïef meisje dat gek is op zingen, maar die ten onder gaat vanaf het moment dat haar muziek immens populair wordt en ze in contact komt met allemaal foute mensen (inclusief haar eigen vader!) die alleen maar in haar zijn geïnteresseerd vanwege haar roem en geld. Een documentaire ook die als geen ander de keerzijde van roem toont.
Met geen mogelijkheid kan ik begrijpen waarom niemand uit Amy’s  directe omgeving heeft ingegrepen om haar in bescherming te nemen tegen al het kwaad om haar heen. Zeker van een ouder zou je toch mogen verwachten dat als je ziet dat je dochter met haar lieve, naïeve en goedgelovige inslag niet bestand is tegen de keiharde wereld van de muziekindustrie waarin zij zich bevindt, dat je er dan alles aan doet om haar daar onmiddellijk weg te halen.
Een dag voordat Amy op 27-jarige leeftijd definitief ten onder gaat aan haar roem en jarenlange drugs- en alcoholverslaving (zeker hier zeer begrijpelijk omdat drugs uitermate geschikt is om trachten te ontsnappen aan de o zo vervelende werkelijkheid) zegt ze iets tegen een vriend wat mij minstens zo ontroert als het citaat van Vincent van Gogh: “Als ik 'het' kon teruggeven (= het talent om te zingen zoals zij deed) en gewoon weer op straat kon lopen zonder gedoe, zou ik het zo doen.”
Voor mij is dat het toppunt van ontroering en eenzaamheid: een jonge vrouw horen zeggen dat ze haar passie zo zou inleveren om maar weer gelukkig te kunnen zijn zoals vroeger voordat ze beroemd was. Want dat is in feite wat Amy hier zei. Het zou hetzelfde zijn geweest als Vincent van Gogh zou hebben verklaard bereid te zijn om al zijn schildersspullen, oftewel zijn alles, in te leveren om maar een doodnormale en vooral gelukkige man te kunnen zijn.

De tragiek en eenzaamheid van genialiteit, dat is wat Vincent van Gogh en Amy Winehouse met elkaar verbindt.
 
Ik herken het. Nu alleen nog even iets vinden waarin ik geniaal ben...

Tonko

Wil je reageren op deze column? Ik hoor graag jouw mening!
Klik onderaan dit blog op "(Geen) opmerkingen" en plaats je reactie.

 
Tekeningen van Tonko toen hij 8/9/10 jaar was
 

maandag 27 maart 2017

279. COLUMN (JEROEN) KRABBÉ ZOEKT VAN GOGH EN PICASSO (AVRO/TROS), OPPAKKEN SCHILDEREN NA 35 JAAR?, STERREN OP HET DOEK (MAX) MET HANNEKE GROENTEMAN, OUDE SCHOOLVRIEND, VAN HOBBY BEROEP MAKEN, CREATIEF BEROEP ENIGE BEROEP WAARIN JE UNIEK BENT EN NIET COMPLEET VERVANGBAAR, ACTUALITEIT EN PRIVÉ (DEEL 1/2, DEEL 2 VOLGT HIERNA): Met mijn ietwat eigenzinnige en afwijkende persoonlijkheid zou een creatief en eenzaam beroep het best bij mij passen

ONDERWERPEN: KRABBÉ ZOEKT VAN GOGH EN PICASSO - SCHILDEREN

 

Beste tekenaar van de klas

Met dank aan Jeroen Krabbé en zijn prachtige series “Krabbé zoekt Van Gogh/Picasso” zit ik er voorzichtig aan te denken om komend jaar iets op te gaan pakken wat ik in geen 35 jaar meer heb gedaan: tekenen en schilderen.
Vroeger als kind was ik een goede tekenaar en kreeg ik veel complimenten. Ooit won ik een kindertekenwedstrijd in het Singer Museum in Laren en kreeg ik als prijs het boek “Sjakie en de Chocoladefabriek” van Roald Dahl, wat een van mijn favoriete kinderboeken zou worden.
Op mijn basisschool stond ik bekend als de beste tekenaar van de klas. Als de leraar jarig was en er moest iets op het schoolbord worden getekend, riep men tegen mij dat ik dat moest doen. Een vriend van me kon ook heel goed tekenen. Waar ik vooral portretten maakte en bekende werken van bijvoorbeeld Rembrandt en Van Gogh natekende, maakte hij prachtige tekeningen van vooral paarden en andere dieren.
Na de basisschool werd tijdens mijn puberteit tennis echter mijn grote passie en stopte ik met tekenen en schilderen, tot op de dag van vandaag. 
 

Sterren op het doek met Hanneke Groenteman

Jaren geleden belde mijn zus me op een avond op dat ik de televisie moest aanzetten. Het ging om het programma “Sterren op het doek” (MAX) waarin presentatrice Hanneke Groenteman bekende Nederlanders interviewde terwijl zij poseerden voor drie kunstenaars. Als de schilderijen af waren, mocht de BN’er (Frans Bauer in deze uitzending) er eentje uitkiezen om zelf te houden. De andere twee schilderijen werden dan verkocht voor een goed doel.
Mijn schoolvriend bleek in deze uitzending een van de drie kunstenaars te zijn en wat het verhaal nog mooier maakt, is dat zijn schilderij inmiddels thuis bij Frans Bauer aan de muur hangt. Frans had hem als “winnaar” uitgekozen.
 

Ik ga het anders doen

Op internet kon ik achterhalen dat die vriend oorspronkelijk aan een ander soort carrière was begonnen. Een carrière die je van een nette Gooische knul wel mag verwachten met eerst een dure opleiding op een internationale businessschool en daarna een hoge functie als financieel adviseur.
Zeker achteraf verbaast het mij overigens hoe ik destijds als vreemde eend in de bijt toch gewoon een leuke basisschooltijd heb kunnen hebben. Waar de meeste van mijn vrienden gerust konden worden bestempeld als enorme “kakkers” was ik op veel punten anders: waar zij op hockey zaten, zat ik in die tijd op voetbal; waar zij elk jaar op wintersport gingen, had ik nog nooit geskied; waar zij kortgeknipt waren, had ik vrij lang haar en waar hun ouders VVD stemden, kozen mijn ouders voor het “linkse” D66.
Kennelijk bereikte mijn schoolvriend tijdens zijn eerste carrière op een dag een punt waarop hij dacht van hier word ik niet gelukkig van, ik ga het anders doen. Voor dit soort beslissingen, waarbij men meer luistert naar het eigen gevoel dan naar bijvoorbeeld de directe omgeving die andere verwachtingen van/voor jou heeft, kan ik altijd veel respect opbrengen.
Mede daarom liet ik op de sociale media ergens een bericht voor mijn jeugdvriend achter waarin ik hem liet weten het mooi te vinden om te horen dat hij van zijn hobby zijn beroep had gemaakt en dat ik hem daarin best wel een beetje benijdde. Een bericht waarop ik overigens helaas nooit antwoord kreeg. 
 

Van zijn hobby zijn beroep maken

Ja, ik benijd een ieder die erin is geslaagd van zijn hobby zijn beroep te maken. Al besef ik daarbij heel goed dat als een hobby eenmaal werk wordt alles verandert en het in de praktijk lang niet zo romantisch blijkt te zijn als dat je van tevoren had gehoopt.
Voor iemand die enigszins met schaamte moet bekennen dat hij om uiteenlopende redenen in zijn werk nooit gelukkig is geweest (zie ook Label: Privé Tonko achtluik), is dit benijden natuurlijk niet zo vreemd. Als ik de keus opnieuw zou mogen maken, was ik als jonge knul nooit met tekenen gestopt. Simpelweg omdat daar waar ik van tennis toch nooit mijn beroep had kunnen maken dat voor tekenen en schilderen wellicht - zie mijn schoolvriend - een ander verhaal was geweest. 
 

Echt uniek en niet compleet vervangbaar

Bovendien heeft het even geduurd, maar heb ik de afgelopen tien jaar zoveel zelfkennis opgedaan dat ik inmiddels weet dat met mijn ietwat (?) eigenzinnige en afwijkende persoonlijkheid een creatief - én eenzaam - beroep als bijvoorbeeld schrijver of schilder het best bij mij zou passen. Waarbij ik zelf, in het meest gunstige geval, zoveel mogelijk in mijn eentje kan bepalen wat ik wil maken.
Al realiseer ik me hierbij maar al te goed dat zo’n scenario op dit moment niet erg waarschijnlijk meer is. Maar dromen van een betaalde functie als columnist zal ik voorlopig wel stiekem blijven doen. De hoop op een dag "ontdekt te worden" is ook mij niet vreemd.
Voor mij is een puur creatief beroep ook het enige beroep ter wereld waarin je echt uniek bent en niet compleet vervangbaar zoals bij vrijwel alle overige beroepen wel het geval is (en waarbij in vrijwel alle gevallen de kans groot is dat ik me eerder vroeg dan laat enorm zou gaan vervelen, want ik raak snel uitgekeken en zeker op saai werk).
Het maakt mij denk ik mens dat ook ik de behoefte voel om uniek te willen zijn. Of moet ik zeggen: om niet te worden vergeten. Je kunt er tenslotte lang of kort over praten, maar ik ben ervan overtuigd dat achter dit soort behoeftes - net als bij religie - uiteindelijk gewoon de angst voor de dood schuilgaat. Maar dat is een andere (overigens zeer boeiende) filosofische discussie.  
 
Deel 2 volgt hierna.
 

Tonko

Wil je reageren op deze column? Ik hoor graag jouw mening!
Klik onderaan dit blog op "(Geen) opmerkingen" en plaats je reactie.

 

Tekeningen van Tonko toen hij 8/9/10 jaar was



 

vrijdag 10 maart 2017

278. COLUMN VERKIEZINGEN TWEEDE KAMER 15 MAART 2015, DE ZWEVENDE KIEZER, DE O ZO BEKENDE POLITIEKE TRUC, DEMOCRATIE MINST KWADE STAATSVORM, LINKSE LIJSTTREKKERS, LODEWIJK ASSCHER, EMILE ROEMER, JESSE KLAVER, MARIANNE THIEME, EX-KAMERLID SP SHARON GESTHUIZEN, ACTUALITEIT: De keerzijde van democratie

ONDERWERP: VERKIEZINGEN 15 MAART 2017

 

De zwevende kiezer

Woensdag zijn de verkiezingen en ga ik stemmen. Maar waarop? Inderdaad, ook ik weet het nog niet. Maakt mij dat dan een van de vele zwevende kiezers? Een interessante vraag want wat is nu eigenlijk een “zwevende kiezer”?
Op Wikipedia vind ik de volgende definitie:
Een zwevende kiezer is een persoon die niet verbonden is met een politieke partij of politicus of iemand die ook bereid is op andere partijen te stemmen tijdens een verkiezing dan de partij waar hij/zij mee is verbonden.”
Zo bekeken vraag ik me eerlijk gezegd af hoeveel procent van de Nederlandse kiezers níet behoort tot de groep zwevende kiezers. Dat percentage zal niet zo hoog zijn vermoed ik en in elk geval zal het aantal jaarlijks behoorlijk afnemen. De tijd dat een meerderheid van de kiezers zich jaar in jaar uit, soms decennia lang, verbond aan één partij ligt inmiddels redelijk ver achter ons. 
 

Het toppunt van zweven

Je hebt zwevende kiezers en zwevende kiezers denk ik zelf. Met de een kan ik me prima identificeren en met de ander heb ik helemaal niets.
Wat moet ik bijvoorbeeld denken van die mensen die het ene moment PvdA of GroenLinks stemmen en een verkiezing later weer opeens voor de VVD of de PVV gaan? Of van die kiezers die tijdens hun leven op ongeveer alle partijen hebben gestemd die er zijn? Dat vind ik het toppunt van zweven, met beide beentjes wel heel ver boven de grond. Ga dan niet stemmen denk ik dan. In mijn ogen begrijp je dan helemaal niets van politiek.

Zo had ik ook moeite met voormalig politica Ayaan Hirsi Ali die ooit overstapte van de PvdA naar de VVD. Hoe je in godsnaam kunt overspringen tussen twee partijen die in essentie zo enorm van elkaar verschillen, is mij een raadsel. 
In dit licht gezien zou ik me dan ook best beledigd voelen als iemand mij een zwevende kiezer zou noemen. Bij dit soort zwevende kiezers zie ik dan toch vooral mensen voor me die om wat voor reden dan ook (zelf) kennis en inzicht missen om een goed oordeel te kunnen vellen over welke politieke richting echt bij hun past.
 

De o zo bekende politieke truc

Zelf bezit ik gelukkig wel over genoeg (zelf) kennis en inzicht om te weten waar mijn politieke voorkeur zit. Als ik al “zweef” dan doe ik dat mijn gehele volwassen leven in elk geval steeds in dezelfde hoek. De linkse hoek dan wel te verstaan, want ik behoor niet tot die groep mensen die zich nooit hardop wenst uit te spreken over hun politieke voorkeur. Mensen die ik overigens nooit zal begrijpen. Ik houd van mensen die ergens voor staan, die uitgesproken meningen hebben waar ze trots op zijn in plaats van dat ze zich ervoor schamen.
Als je kijkt naar essentiële keuzes in de politiek tussen - enerzijds - meer denken aan: jezelf en je soortgenoten, je geld en je auto en je overige materiële bezittingen, de economie en vechten voor het recht van de sterkste en - anderzijds - meer denken aan: (jezelf én) anderen zoals minderbedeelden en vluchtelingen, het milieu en het klimaat en het vechten voor een sociale, eerlijke en rechtvaardige samenleving met sterke én minder sterke medemensen, dan begrijp ik heel goed waarom ik in de politiek (daarbuiten overigens ook) links ben.
Ook heb ik gelukkig teveel besef en kennis op historisch gebied om niet in de o zo bekende politieke truc te trappen waarbij je een groep vreemden eruit pikt die je vervolgens van alle problemen in het land de schuld geeft. Deze op xenofobie ("obsessieve angst voor vreemden") gebaseerde truc om een angstaanjagende wij-die-deugen-tegenover-zij-die-niet-deugen-sfeer te creëren is ontzettend simpel maar werkt gek genoeg nog steeds als een tierelier. Tja, wat de Nederlandse boer niet kent, dat eet hij niet zullen we maar zeggen.
 

Mijn lot in handen leggen van onwetende mensen

Mijn zoon van achttien mag straks voor het eerst stemmen en ik zal erop toezien dat hij dat ook echt gaat doen, omdat ik vind dat het je plicht als Nederlander is om in onze mooie democratie je stem uit te brengen. Zoals ik ooit al eens eerder schreef, beschouw ik niet-stemmen als respectloos richting alle mensen op deze wereld die geen stemrecht hebben en die er een moord voor zouden doen om te leven in een democratie zoals de onze.
Toch besef ik dat er een keerzijde zit aan mijn voorkeur voor democratie. Reden waarom ik democratie beter kan bestempelen als de minst kwade staatsvorm die er is. Mijn jongste zoon verwoordde deze keerzijde onlangs mooi door zich hardop af te vragen waarom het met stemmen niet zo werkt dat voordat je je stem mag uitbrengen je eerst een vragenlijst moet invullen ter controle of je wel genoeg kennis over de materie hebt om een verantwoorde stem te kunnen uitbrengen.
Precies om deze reden ben ik het oneens met de eerste stelling van de Stemwijzer 2017: “Er moet een bindend referendum komen waarmee burgers door het parlement aangenomen wetten kunnen tegenhouden.”
Voor mij moet een goedlopende democratie zo werken dat je als burger stemt op iemand waarvan je mag verwachten dat hij/zij als professioneel politicus meer kennis van politiek heeft dan jij. Dat moet dus iemand zijn die dermate goed aansluit op  jouw normen en waarden dat je hem/haar capabel genoeg acht om jou in het parlement te kunnen vertegenwoordigen (het heet ook niet voor niets een volksvertegenwoordiging).   
Noem mij gerust cynisch, maar ik vrees dat er onder de kiezers best veel mensen zitten die niet in staat zijn om hun uitgebrachte stem met goede argumenten te onderbouwen. Dan praat ik dus over mensen die niet stemmen op basis van kennis over standpunten van partijen en rationele overwegingen, maar die dat meer doen op basis van bijvoorbeeld (onderbuik) gevoelens bij een bepaalde lijsttrekker of omdat die ene oneliner wel goed klonk of omdat het volgens de peilingen of de partner of de overbuurman een goede partij moet zijn enz.
Als er straks belangrijke politieke beslissingen moeten worden genomen, wens ik dan ook niet via een referendum mijn lot in handen te leggen van dit soort onwetende mensen. Mensen mogen van mij gerust een andere politieke voorkeur hebben dan ik (liever niet natuurlijk), maar dan wel op basis van goed onderbouwde argumenten.
Daarom geef ik tien keer liever mijn vertrouwen aan politici waarvan je in elk geval mag verwachten dat zij zich goed in het betreffende onderwerp hebben verdiept. Ook al besef ik maar al te goed dat er ook in ons land genoeg oneerlijke, onbetrouwbare, onwetende politici bestaan (het zijn net mensen) dan nog heb ik genoeg vertrouwen in de werking van onze, zeer stabiele, democratie. Zo geloof ik er nog steeds heilig in dat de diverse uiteenlopende politieke krachten in ons land elkaar zo in evenwicht houden dat het uiteindelijk altijd leidt tot vrij redelijke en verstandige (en geen extreme) beslissingen.

Een mooie positieve constatering om mee af te sluiten!
 

De indruk van linkse lijsttrekkers

Nu wel nog even een keus maken voor woensdag. Uiteraard op basis van mijn kennis over en voorkeuren voor de standpunten van de partijen, al is het ook voor mij lastig om daarbij niet stiekem te kijken naar de indruk die de (linkse) lijststrekkers achterlaten.

Lodewijk Asscher?
Stabiel, maar saai met weinig uitstraling en dus ook met weinig overtuiging.


Emile Roemer?
Die loopt de hele tijd me zo’n (nep) lach op zijn gezicht rond dat ik vermoed dat zijn spindoctors hem hebben opgedragen dat vooral zo te blijven doen omdat het zo positief (?) overkomt. Sorry, maar bij mij wekt het net als bij premier Mark Rutte alleen maar irritatie op.

Jesse Klaver dan, de nieuwe linkse ster?
In het begin vond ik hem nog wel OK maar inmiddels zie ik in hem een soort van mislukte imitatie van een gladde Amerikaanse politicus pur sang. In de wijze waarop hij zich naar de buitenwereld presenteert, is werkelijk niets aan het toeval overgelaten.
Over alles bij Jesse Klaver is uitvoerig nagedacht: over zijn witte overhemd met opgestroopte mouwtjes, over zijn van Obama (ja, alsof die het allemaal zelf heeft verzonnen…) gejatte uitspraken en slogans (Het Kan Wel/Yes We Can, met dank aan het filmpje van “Zondag met Lubach”), over zijn overdreven optimistische en ambitieuze uitspraken over het willen worden van premier en het streven naar een kabinet met voor de helft vrouwelijke ministers (ik ben tegen discriminatie en dus ook tegen de "positieve" variant), over zijn groots opgezette verkiezingsshows enz.
Blijkbaar is en blijft het voor een politicus bijzonder moeilijk (zie ook column 27) om zelf met iets nieuws en origineels te komen dat echt eigen en authentiek is. Misschien moeten we hieruit de voorzichtige conclusie trekken dat politici gewoon niet zulke creatieve mensen zijn?
Wat nog wel voor Klaver spreekt, is dat hij niet onder stoelen of banken steekt dat hij door Obama en de Verenigde Staten is geïnspireerd en dat hij erkent dat hij ook heel bewust voor deze ambitieuze aanpak heeft gekozen. Wat zijn goed recht is (zeker na de slechte resultaten van GroenLinks in de afgelopen jaren) en in feite kun je het hem ook niet kwalijk nemen, want laten we eerlijk zijn: het werkt.
Om in de politiek succesvol te zijn, moet je nu eenmaal goed (politieke) spelletjes en toneelstukjes kunnen spelen. Wat overigens precies de reden is waarom ik nooit in de politiek zou passen want dat kan en wil ik vooral niet.
 
En hoe zit het met de (gelovige!) Marianne Thieme? Is zij dan wellicht de meest authentieke linkse lijsttrekker?

Ik weet het niet.
 

Sharon Gesthuizen

Voor mij was overigens Sharon Gesthuizen van de SP de meest integere en idealistische politicus van de afgelopen jaren. Maar dat komt omdat ik haar jaren geleden persoonlijk kort heb gekend in mijn werk en zij een hele positieve en bevlogen indruk maakte.
Helaas is zij echter inmiddels gestopt als kamerlid. Ondanks dat Sharon dit soort speculaties in de media volgens mij ontkent, vraag ik me af of zij wellicht te eerlijk, integer en idealistisch voor de politiek was.
Het zou mij niet verbazen...
 

Tonko

Wil je reageren op deze column? Ik hoor graag jouw mening!
Klik onderaan dit blog op "(Geen) opmerkingen" en plaats je reactie.