zaterdag 30 juni 2012

18. COLUMN HSP (HOOG SENSITIEF PERSOON), MANNENGROEP, FILOSOFIE VS. SPIRITUALITEIT, HOOGBEGAAFDHEID, PRIVÉ: HSP-mannengroep

ONDERWERP: PRIVÉ - HSP-MANNENGROEP

 

Mannen met overeenkomsten bij elkaar brengen

Donderdagavond had ik een etentje met vijf mannelijke HSP’ers (hoogsensitief persoon). Over hokjes gesproken waarin mensen in deze tijd kunnen worden gestopt (zie column 16).
Ik heb deze groep nota bene zelf “opgericht” door vijf vrienden die elkaar niet kenden bijeen te brengen. Vier van deze mannen meldden mij afgelopen jaar dat ze een HSP zijn. De vijfde houdt niet van hokjes, maar ik vermoed dat hij “het” misschien nog wel het meest is. En dan heb je mij nog.
Al voordat het woord HSP viel, zag ik diverse overeenkomsten waarbij ik simpel redeneerde dat ik met deze wetenschap twee dingen kon doen: niets óf deze mannen bij elkaar brengen om te kijken of het klikte zoals mijn gevoel me zei.
Daarbij speelde nog een motief. Alle mannen zitten in een levensfase waarin ze in meer of mindere mate worstelen met een aantal isues: scheidingen, (geen) werk, fysieke problemen, de dood van een dierbare etc.
Duidelijk voor mij is dat we allemaal zoekende zijn. Door de mannen bij elkaar te brengen, zou er wellicht een bepaalde chemie kunnen ontstaan was mijn simpele gedachte. Om een brok van in mijn keel te krijgen. Maar dat zal wel mijn hoogsensitiviteit zijn. Alhoewel...
 

Niet sensitief genoeg voor label HSP

Mijn conclusie over mezelf: ik ben duidelijk gevoeliger dan een gemiddeld persoon, maar niet sensitief genoeg voor het label HSP.
Wel heb ik een aantal HSP-kenmerken. Zo kan ik bijvoorbeeld niet tegen harde knallen zoals bij vuurwerk en ballonnen maken me nerveus. Ik moest ooit in mijn diensttijd pistoolschieten waar ik dagenlang tegenop zag. Toen het zover was en ik angstig mijn schoten had gelost, was ik enorm opgelucht dat het voorbij was. Tijdens het klaarmaken voor vertrek, werd mijn naam echter omgeroepen. Ik moest opnieuw schieten omdat ik te weinig punten had gehaald. Dat ik het manneke op de schijf een paar keer prachtig via de grond had geraakt, mocht niet baten. De schietafstand was geloof ik slechts tien meter. Met dartpijltjes was het allemaal geen probleem geweest. Nee, ambitie om huurmoordenaar te worden heb ik nooit gehad.
Verder heb ik niets met groepen en massa’s en ben ik graag alleen. Iets wat ook maar goed is in mijn situatie. Voor mij geldt eigenlijk “Hoe minder zielen hoe meer vreugd”, met name omdat je in kleine gezelschappen tot meer diepgang komt en ik daarvan houd.
Ook heb ik net als veel HSP’ers moeite met veranderingen. Al zul je mij niet horen klagen als ik nu de hoofdprijs in de loterij win. Een keertje veranderen kan geen kwaad.
 

When Harry met Sally

Andere HSP-kenmerken heb ik echter weer niet. Zo heb ik geen speciale gevoeligheid op het gebied van eten, geuren, smaken, kledingstoffen etc. Ook heb ik geen moeite met gewelddadige films, al hebben ze niet mijn voorkeur.
Verder kan ik niet genieten of ontroerd raken op dezelfde wijze als deze mannen dat wel kunnen. Helaas, want daarin benijd ik hen echt.
Op de avond vertelde een van hen bijvoorbeeld wat er door hem heenging toen hij laatst een roos in bloei zag. Toen ik dat hoorde, kreeg ik het onbehaaglijke gevoel dat ik toch echt wat miste in mijn leven. De manier waarop hij dat ervoer, hield ik alleen maar voor mogelijk tijdens het beleven van een seksueel hoogtepunt.
En dan heb ik het nog niet eens over de gepassioneerde, lyrische manier waarop hij vertelde wat er elke keer door hem heen ging als hij “raw food” at. Ik voelde me net die vrouw die Sally observeert in de bekende scène uit de film “When Harry met Sally”. Sally faket hierin een orgasme als ze met Harry in een restaurant aan het eten is. Als de ober aan de observerende vrouw aan het tafeltje ernaast vraagt wat ze wilt bestellen, zegt ze knikkend richting Sally "I'll have what she’s having”.
 

Te rationeel voor spiritualiteit

Misschien wel het grootste verschil tussen mij en de andere vijf mannen is mijn constatering dat je de rest duidelijk in meer of mindere mate spiritueel kunt noemen, terwijl dat absoluut niet voor mij geldt (zie bijvoorbeeld column 39). Ik beschouw mezelf vooral als een filosofisch persoon (zie column 196). Voor spiritualiteit ben ik veel te rationeel en analytisch, een te grote liefhebber van het vinden van de (objectieve) waarheid en teveel gefascineerd door het verschijnsel dat mensen zo graag willen geloven.
Of er statistieken over bestaan weet ik niet, maar het is niet gewaagd te veronderstellen dat veel HSP'ers spirituele mensen zijn en dat ze daarin van mij verschillen.    
 

Spelbederver

Maar HSP of niet, ik besef wel dat het geen toeval is dat diverse mensen waar ik een klik mee voel HSP blijken te zijn. Soort zoekt (en vindt) soort tenslotte. Dus of ik het wil of niet: het zegt ook iets over mij (naschrift: alle hoogbegaafden schijnen een hoogsensitieve kant te hebben, wat voor mij veel verklaart).
Toch voelde ik mij soms een beetje de spelbederver in het gezelschap. Een advocaat-van-de-duivel-achtige rol die ik met mijn sterke neiging tot doorvragen en door analyseren wel vaker pleeg in te nemen.
Laatst had ik ook zo’n moment toen ik wel moest reageren op een stelling in een LinkedIngroep: “Kan een hoogbegaafde nog geloven in God?” Iemand stelde dat je niet hoogbegaafd hoefde te zijn om te beseffen dat het idee dat iets uit het niets kan ontstaan (zoals bij de Big Bang) zonder een schepper larie is. Waarop ik reageerde dat je ook niet hoogbegaafd hoeft te zijn om te beseffen dat dat even grote larie is als het idee dat er een schepper is waarvan we vervolgens niet kunnen verklaren waar die dan weer vandaan komt. Die zou dan tenslotte toch ook uit het niets moeten zijn ontstaan, lijkt mij.
Ja, iets van een spelbederver zit wel in me. Maar ik hoop niet dat het gegeven dat ik bij een HSP-toelatingstest waarschijnlijk evenveel punten haal als bij pistoolschieten, straks door de mannen zal worden aangegrepen om me er uit te knikkeren.
Het is een prachtige HSP-mannengroep waar ik een hoop van kan leren en waar ik voorlopig dus nog wel deel van wens uit te maken. Desnoods door het faken van een orgasme bij het aanschouwen van een zonsondergang.


Tonko

Wil je reageren op deze column? Ik hoor graag jouw mening!
Klik onderaan dit blog op "(Geen) opmerkingen" en plaats je reactie.


 

dinsdag 26 juni 2012

17. COLUMN JOHAN CRUIJFF, EIGENWIJS, KERNKWADRANTENMODEL OFMAN, ACTUALITEIT EN PRIVÉ: Elk nadeel heb z'n voordeel

ONDERWERP: ALLE NADELEN HEBBEN VOORDELEN EN ANDERSOM

 

Heftige discussies

Een paar weken geleden kreeg ik een mail van een vriend die ik al een tijd niet heb gesproken. Aanleiding van zijn mail was mijn column “Wilders vs Cruijff”(zie column 13).
Niet vreemd dat hij van zich liet horen, want hij is altijd een fan geweest van Ajax en van Johan Cruijff in het bijzonder. Als je aan Cruijff komt, kom je aan hem zeg maar. Mijn column deed hem herinneren aan de heftige discussies die hij en ik vroeger voerden over sport en vele andere zaken.
 

(Zwarte) Gaten in theorieën

Ik heb hem gerustgesteld door te zeggen dat ik geen Cruijff-hater ben.
Ten eerste was hij natuurlijk een geniale voetballer. Ten tweede kan ik wel lachen om Cruijff. Om zijn eigenwijsheid (zie column 4), zijn koppigheid en zijn enorme overtuigdheid van zijn eigen gelijk.
Laat Cruijff praten met Stephen Hawking en hij vertelt hem ongetwijfeld dat er (zwarte) gaten in zijn theorieën zitten en dat het allemaal heel anders zit. In mijn CV gebruik ik zelfs een bekende quote van Cruijff: “Elk nadeel heb z’n voordeel.” Omdat het, net als de omgekeerde variant, klopt als een bus.
 

Kernkwadrantenmodel Offerman

Het citaat sluit aan op het bekende kernkwadrantenmodel van Daniel Ofman waarin wordt gesteld dat elke kwaliteit een valkuil, uitdaging en allergie heeft.
Wanneer je bijvoorbeeld als kwaliteit hebt dat je standvastig, kordaat en stabiel bent, heeft dat een valkuil. Die valkuil komt naar boven als je hierin doorschiet en je als star, onbuigzaam en inflexibel gaat overkomen. Van daaruit leer je weer wat je uitdaging is: je flexibeler opstellen, meer open staan voor veranderingen en adviezen van anderen etc. Maar als je daarin weer zou doorschieten, kom je terecht bij je allergie oftewel het tegenovergestelde van je kwaliteit: instabiel, besluitloos, wisselvallig etc.
 

Zonder Yin geen Yang

Als je er goed over nadenkt, is het vrijwel onmogelijk om een menselijke eigenschap te bedenken die zo goed (slecht) is dat er geen slechte (goede) variant van te bedenken is. Oftewel alle nadelen (voordelen) hebben inderdaad hun voordelen (nadelen). Zonder Yin geen Yang en vica versa etc.
Als Cruijff dit zou lezen, zou hij ongetwijfeld weten over wie bovengenoemd voorbeeld gaat.₁  In deze voetbalrijke (maar voor Nederland arme - EK 2012) periode is dat ook niet zo moeilijk. Maar zelfs mijn vriend zal beamen dat ook Cruijff zijn nadelen heeft. Al zal Cruijff ongetwijfeld de eerste zijn die dit betwist om vervolgens mijn standpunt te weerleggen met een geniaal citaat.
 

Tonko

Wil je reageren op deze column? Ik hoor graag jouw mening!
Klik onderaan dit blog op "(Geen) opmerkingen" en plaats je reactie.


 

₁ (Ex) Bondscoach Bert van Marwijk
 
Johan Cruijff (foto: Wikipedia)
 

16. COLUMN SELECTIEF MUTISME, STOORNISSEN, HOKJES STOPPEN, PRIVÉ: Geen zin om te praten

ONDERWERP: PRIVÉ - ZOON MET SELECTIEF MUTISME


 

Selectief mutisme

Ik sprak laatst een vriend die net als ik een zoon heeft die ooit selectief mutisme heeft gehad: een soort ontwikkelingsstoornis waarbij kinderen ervoor kiezen om in bepaalde sociale situaties voor langere tijd niet te praten.
Weer een nieuw hokje waarin we kinderen kunnen plaatsen. En hoe apart selectief mutisme ook mag zijn, vraag ik me wel eens af hoe lang het nog duurt voordat iedereen in een of ander hokje wordt gestopt. De dag waarop afwijkend de norm is en er geen “normaal” mens meer bestaat, komt steeds dichterbij.
 

Ok, maar dan ga ik niet praten

Het gedrag van zijn zoon kwam voort uit extreme verlegenheid. Bij mijn zoon draaide het vooral om extreme koppigheid. Hij moest naar de crèche, maar wilde dat niet.
Op een dag sprak hij de legendarische woorden: “Ok ik ga, maar dan ga ik niet praten.” Waarop wij zeiden: “Prima hoor, dan ga je toch niet praten.” Achteraf ook legendarisch, omdat wij toen niet beseften dat hij zich daar niet alleen aan ging houden, maar dat ook nog eens bijna drie jaar lang zou gaan volhouden.
 

Maar praat hij thuis dan wel

Dus zo geschiedde. Hij ging naar de crèche en sprak daar geen woord. Later thuis compenseerde hij dat overigens ruimschoots. “Maar praat hij thuis dan wel?”, was toen een veel gehoorde doch vreemde vraag. Alsof ik dat detail zou vergeten te vertellen. “O ja, nu je het zegt: thuis praat ie ook niet.” Thuis kon je juist goed aan hem merken als hij op de crèche was geweest, want dan praatte hij de oren van je hoofd.
Natuurlijk gaven het aparte situaties. Zeker omdat hij als een echte “selectief mutist” buitenshuis steeds meer momenten uitkoos om niet te praten.
Dan logeerde hij bijvoorbeeld bij mijn ouders en bleek hij daar twee dagen lang helemaal niets te hebben gezegd. Of we waren op wintersportvakantie met mijn schoonmoeder erbij en dan praatte hij alleen met ons, maar niet met haar. Iets waar ik overigens nog wat van had kunnen leren, want er zijn slimmere ideeën dan je schoonmoeder mee te nemen op vakantie. Tegen de tijd dat ik dat besefte en ik mijn vrouw de keus gaf “zij mee of ik”, was het te laat. Het werd “zij” en drie maanden later had ik een ex-schoonmoeder.
 

Fluister het maar in mijn oor

Op een dag moesten zijn ogen getest. De oogarts wees geduldig van alles aan: een huis, een auto, een klok, een kat. Maar mijn zoon zweeg in alle talen. En ik maar proberen: “Zeg maar, wat wijst hij aan? Fluister het anders maar in mijn oor!”
Ik was nog geneigd om te zeggen dat hij “auto” zei om er maar van af te komen. We moesten later nog maar eens terugkomen. Toen we wegliepen, vroeg ik aan mijn zoon: “Wat wees hij nou aan?” “Een huis, een auto, een klok en een kat” was het antwoord. “Maar waarom zei je dat dan niet?” “Ik had geen zin om te praten.” En zo was het.
 

Koppig en standvastig karakter

Eigenlijk had ik me dood moeten ergeren, maar eerlijk gezegd kon ik er ook wel om lachen. Dat iemand zo’n koppig en standvastig karakter kon hebben; ongelofelijk!
Ik weet nog dat ik een keer wilde dat mijn zoon sorry zei. Ik besloot om vasthoudend te zijn en ging de strijd met hem aan. Drie uur lang heb ik erop gewacht. En dan nog. Uiteindelijk mompelde hij iets onverstaanbaars. Ook een ervaren liplezer had er geen kaas van kunnen maken. Maar ik gebruikte maar al te graag al mijn fantasie om ergens in het gemompel het woordje “sorry” te herkennen en ik rekende het goed.
Precies als die mop van die lelijke vrouw die met een papagaai op haar schouder een bar binnenkomt en zegt: "Wie raadt wat voor dier er op mijn schouder zit, mag met me naar bed." Na een lange stilte zegt een man uit medelijden: "Een olifant?" Waarop de vrouw zegt: "Niet precies, maar ik reken het goed."  
 

Vreemde kinderen

Het laatste jaar van de crèche kondigde mijn zoon regelmatig aan dat als hij naar school ging, hij weer zou gaan praten. Ik geloofde hem, want als mijn zoon zoiets zei dan hield hij zich daar aan. Achteraf naïef, want na twee jaar te hebben gezwegen was er natuurlijk een reële kans dat hij nu de knop niet meer om kon zetten.
Het grappige was dat mijn zoon zich non-verbaal prima redde op school. Zo speelde hij gewoon met andere kinderen en had hij ook vriendjes. Met zijn niet praten vond ik hem sociaal zelfs sterker dan zijn oudere broer die wel sprak, maar dat niet altijd even handig deed. Maar dat is weer een ander verhaal. Ja, vreemde kinderen heb ik. Zal wel door mijn ex komen…
 

Verbaasde blik

Het mooiste verhaal was toen zijn schattige vriendje Max met zijn blonde krullen bij ons kwam spelen. Terwijl Max in een andere kamer bezig was, kwam mijn zoon me zachtjes vertellen dat hij het ergens niet mee eens was. Opeens kwam Max hard vanuit de andere kamer aanstuiven. Hij keek links en rechts met grote ogen verbaasd om zich heen en vroeg toen aan mij: “Was dat B. die ik daar hoorde praten?”
Max had mijn zoon nooit horen praten en het was duidelijk dat hij niet beter wist dan dat B. überhaupt niet kon praten. De verbaasde blik in Max’ ogen zal ik nooit vergeten.
Uiteindelijk is het allemaal goed gekomen met mijn zoon. In het najaar gaat hij naar de middelbare school en mag hij zelfs het Gymnasium proberen.
Tijdens het eerste jaar op school werd hij aan zijn selectief mutisme behandeld. Stapje voor stapje werd er met hem geoefend om geluiden te maken: eerst blazen, dan hummen, dan fluisteren enz. Daarna was hij niet meer te houden. Zijn laatste juffen kunnen zich er niets bij voorstellen dat mijn zoon ooit niet heeft gepraat in de klas. Ze hadden er maar al te graag voor getekend.

 

Tonko

Wil je reageren op deze column? Ik hoor graag jouw mening!
Klik onderaan dit blog op "(Geen) opmerkingen" en plaats je reactie.


 
Foto: Tonko