woensdag 25 juni 2014

144. COLUMN WK VOETBAL LUIS SUÁREZ, URUGUAY-ITALIË, DRIFTKIKKERTJE, BIJTINCIDENT, Wii TAFELTENNIS, LUCIA: Razend maakte die bitch mij!

WK VOETBAL - URUGUAY-ITALIË - LUIS SUÁREZ - BIJTINCIDENT 

 

Driftkikkertje

Uiteraard volg ik als man ook het WK van stoere mannensport numero uno. De sport van sierlijke balkunstenaars als Lionel Messi en Andrea Pirlo. Maar ook de sport waarin zwaar getatoeëerde mannen continu als pionnetjes omver vallen als ze eventjes aangeraakt worden om vervolgens minutenlang kermend op de grond te blijven liggen. Alsof ze op het slagveld worden geveld door een kogel. De sport waarin mannen een nieuwe dimensie geven aan het begrip “overacting” (zie filmpje hieronder). En waarin sommige voetballers zich behalve figuurlijk ook letterlijk vastbijten in de tegenstander.
Luis Suárez van Uruguay is zo’n bijtertje in hart en nieren. Een driftkikkertje dat als het even niet loopt zoals hij wil het liefst uit pure frustratie een hap neemt uit de dichtstbijzijnde verdediger. Dit keer moest de Italiaan Giorgio Chiellini het ontgelden. Nadat Suárez Chiellini in de schouder had gebeten, was hij zo slim om zich ook meteen dramatisch ter aarde te storten alsof de Italiaan hem iets had aangedaan. Nou ja slim. Met twintig camera’s om je heen en miljoenen kijkers getuigt deze actie niet bepaald van een hoog IQ.
Tenzij Suárez vandaag met een zak vol geld op Sepp Blatters hotelkamerdeur klopt, vrees ik voor hem een lange schorsing van de FIFA en het einde van zijn WK.
 

In goed gezelschap

Natuurlijk kan ook ik Suárez uitmaken voor grote klootzak. Maar dat doe ik niet. Dat zou hypocriet zijn. Suárez schijnt buiten het veld best een aardige, verlegen man te zijn en dat geloof ik gerust. Ik herken dat. Enigszins althans, want hoe slecht ik ook tegen mijn verlies kan (nu veel beter dan vroeger overigens), zal het nooit in me opkomen om een tegenstander te bijten. Natuurlijk weet Suárez donders goed dat hij fout zat en dat hij een serieus probleem heeft als hij zijn voetballoopbaan wil vervolgen.
Wellicht net als Suárez beschouw ik mezelf als een vriendelijke, zachtaardige man. Maar ook ik heb een driftig kantje. Waarmee ik overigens in goed gezelschap ben: Nelson Mandela, Roger Federer, Björn Borg en "last but not least" God (zie columns 30 en 108).
 

Gek bijtgedrag

Het driftige heb ik weer van mijn eveneens zachtaardige (wijlen) vader. Iemand waar Suárez een hoop van had kunnen leren. Mijn vader beet vroeger namelijk ook als hij driftig was. Echter niet in mensen, maar in zijn eigen hand. Met dit gekke bijtgedrag hebben we hem nog vaak gepest, wat het des te confronterender maakte toen ik op een dag merkte dat ik soms dezelfde neiging vertoonde.
Mijn driftige kant komt vooral naar voren in situaties waarin ik onrecht bespeur, ik mij machteloos voel of waarin ik simpelweg aan het verliezen ben wat ik niet kan uitstaan. Al was dat vroeger veel erger toen ik op de tennisbaan als Björn Borg-fan me vaker gedroeg als zijn temperamentvolle concurrent John McEnroe.
 

Irritant grietje met staartjes

Maar nog steeds kan ik soms erg driftig reageren bij spelletjes. Overigens gelukkig niet als ik met mijn kinderen of anderen ben. Nee, enkel als ik alleen ben. Zo had ik afgelopen jaar een periode dat ik veel met de Wii tafeltenniste tegen mijn kinderen maar ook alleen tegen de computer.
Wie de Wii en zijn tafeltennisspel kent, weet dat je daar op het hoogste level uiteindelijk tegenover de “champion” komt. Als dat nou een indrukwekkende onverslaanbare Chinees was geweest, had ik daar nog mee kunnen leven. Maar nee die champion heet Lucia en is een of ander irritant grietje met staartjes dat werkelijk alles terugslaat. Zelfs al smash je de bal vier keer in de hoek dan nog weet zij doodleuk het punt te winnen.
Razend maakte die bitch mij omdat het mij keer op keer niet lukte om haar te verslaan. Dan stond ik met veel pijn en moeite 5-2 of zelfs 5-1 voor en dan nog won zij met 5-6. Ik heb haar dermate vaak hardop vervloekt dat ik niet raar had opgekeken als de politie op een dag voor mijn deur had gestaan vanwege een geluidsoverlastklacht. Mijn God, hoe vaak ik wel niet zin had om die afstandbediening door het raam te sodemieteren. Maar nee, ik bleef “verstandig” en beperkte mij tot een beschaafde Suárez-actie: ik beet keihard in de afstandbediening. Een beetje forensisch expert zal er ongetwijfeld nog steeds mijn tandafdrukken in aantreffen.
Op een dag was echter het magische moment daar: ik stond weer 5-1 voor en maakte toen het volgende punt: 6-1. Game and match Tonko! Een hoogtepunt in mijn leven.
Ik heb nooit meer tegen Lucia gespeeld. Dat plezier gunde ik haar niet.

Tonko

Wil je reageren op deze column? Ik hoor graag jouw mening!
Klik onderaan dit blog op "(Geen) opmerkingen" en plaats je reactie.

 

Foto's: internet
 

Prachtig voorbeeld van "overacting"
Braziliaan Rivaldo
WK 2002 Brazilië-Turkije

zondag 22 juni 2014

143. COLUMN HOOGBEGAAFDHEID (VIII - Slot), ACHTLUIK OVER PRIVÉLEVEN VAN TONKO (KINDEREN, FRUSTRATIE WERK/ONTSLAGEN, LINK MET HOOGBEGAAFDHEID), FILOSOFISCHE SERIE DENKEN DOORZIEN (NRT), EINSTEINS RELATIVITEIT VAN TIJD, LEUK GEVARIEERD WERK (?), HOOGBEGAAFDHEIDSTRATEGIEËN IN WERK: Yes, ik ga het weer redden!

Om verschillende redenen wijd ik nu een aantal columns aan het onderwerp hoogbegaafdheid en de link met mijn privéleven. Het zijn verhalen die ik altijd al van plan was op een dag te gaan opschrijven. Nu er echter een directe aanleiding is (zie columns 141, 142 en 143), maak ik meteen van de gelegenheid gebruik om het allemaal in een keer te vertellen.   

Tijd is relatief

In een aflevering van de filosofische televisieserie van de NRT “Denken Doorzien” over het onderwerp tijd vertelt een Zweedse sociaal filosoof dat een personage Dunbar uit de absurdistische debuutroman “Catch 22” uit 1961 van de Amerikaanse schrijver Joseph Heller zijn leven probeert te "verlengen" door een zo saai mogelijk leven te leiden.
De reden dat Dunbar ervoor kiest om zich de hele dag te vervelen door niks anders te doen dan op zijn bed te liggen niksen, komt voort uit zijn overtuiging dat zodra hij iets zinnigs zou doen de tijd zou vliegen en hij dus “minder tijd” zou over hebben om te leven. Tijd is relatief.
 

Stompzinnig en zinloos

Wie ook zoiets wil ervaren mét een baan, raad ik aan om callcentermedewerker te worden. Tenminste voor mij werkte het. Dat tijd relatief is, wist ik natuurlijk al lang dankzij Albert Einstein die dat ook een keer op een mooie en simpele manier uitlegde: “Als je naast een knappe vrouw zit, lijken twee uur twee minuten. Maar als je op roodgloeiende kolen zit, lijken twee minuten twee uur. Dát is relativiteit.”
Als je werk doet dat je stompzinnig en zinloos vindt en vreselijk haat, gaat de tijd teeeergend langzaam en begin je je af te vragen of het even zitten op roodgloeiende kolen niet een welkome afwisseling zou zijn.
 

Wat is de zin van mijn leven?

Elke shift begon ik met het invullen van mijn werkbriefje gevolgd door het op mijn foutmeldingsbriefje tekenen van dertien vakjes die alle stonden voor één kwartier (zie foto). Door dit heel rustig te doen, startte ik meestal een paar minuten na de rest wat al meegenomen was. Elk kwartier keek ik ernaar uit dat ik weer een vakje mocht doorkrassen. Om het krassen iets meer te stimuleren en de tijd voor mijn gevoel ietsje sneller te laten gaan, deelde ik dat kwartier op een gegeven moment zelfs in drieën in: 14.00-14.05, 14.05-14.10 en 14.10-14.15 of in tweeën: 14.00-14.08 (afgerond) en 14.08-14.15.
Regelmatig keek ik op de klok op de telefoon om te kijken of er weer een minuut was voorbijgegaan, waarbij het me op een gegeven moment opviel dat niet elke seconde van de klok even snel doortikte. Vaak sprong ie bij seconde 53 opeens heel snel over naar seconde 54 alsof ie nog even moest compenseren dat de seconden die aftikten net iets langzamer gingen dan een seconde hoort te gaan en de klok dus eigenlijk geijkt diende te worden.
Om iets aan tijd te winnen, besloot ik altijd twee keer per shift naar de wc te gaan: om 14.30 en om 16.30. Ongeacht of ik moest plassen of niet, maar je wilt een paar minuten tijdwinst of je wilt het niet. Al moet ik wel zeggen dat ik me nogal onbenullig en eenzaam voelde om in de wc alleen maar voor me uit te staren naar de witte tegeltjes en me steeds twee dingen af te vragen: 1. Wat is de zin van het, of iets specifieker, mijn leven? en 2. Zijn er al een paar minuten verstreken?
Elke keer als ik even na half vijf de wc weer verliet, bekroop mij hetzelfde opgeluchte gevoel: yes, ik ga het wéér redden. Om even later hard wegfietsend richting de vrijheid en meer zinvolle tijdsbesteding al snel te bedenken van shit, voordat ik het weet, is het alweer morgen en zit ik hier weer.
 

Puur voor de lol

Gedurende de korte pauzes van een kwartier deed ik in het begin nog aandoenlijke doch vergeefse pogingen om lotgenoten te vinden die het werk net zo haatten als ik.
De eerste keer dat ik dat deed, begon ik iets te optimistisch met de vraag: “Ben je hier ook terechtgekomen door de omstandigheden (lees: crisis)?” Een in mijn ogen retorische en dus overbodige vraag. Maar de man aan wie ik het vroeg gaf een ander antwoord dan ik had verwacht, want hij vertelde mij dat hij dit niet deed voor het geld maar puur voor de lol. Na eerst gecheckt te hebben of ik wel goed hoorde wat hij net zei, dacht ik meteen van oké, jou moet ik dus niet hebben en liet het gesprek voor wat het was.
 

Andere definitie

Hoe meer mensen ik benaderde, hoe eenzamer ik me echter begon te voelen. Er bleken tot mijn grote verbazing wel degelijk mensen te bestaan die dit werk niet alleen acceptabel vonden, maar soms zelfs leuk. Deze mensen spraken over afwisselende projecten met leuke, gevarieerde gesprekken terwijl ik mij alleen maar afvroeg of wij het wel over hetzelfde werk hadden.
Nou heb ik wel vaker bij mensen die gevraagd naar de leukste kant van hun baan meteen roepen dat het zo gevarieerd werk is, dat ik mij afvraag of zij een andere definitie geven aan het woord “variatie” dan ik. Maar zo sterk als bij dit werk heb ik dat gevoel nooit eerder gehad.
 

Houden van saai werk

Als we het met z’n allen erover eens zijn dat “variatie” in het werk inhoudt dat je niet steeds dezelfde handelingen verricht en niet steeds hetzelfde zegt maar dat dat juist varieert, dan kan niemand met gezond verstand de stelling verdedigen dat callcenterwerk gevarieerd werk is.
Integendeel, want volgens mij zou dit werk met gemak kunnen worden geschaard onder de tien minst gevarieerde banen in Nederland. De mensen die desalniettemin blijven volhouden dat ze dit leuk en gevarieerd werk vinden, zou ik willen adviseren om er gewoon voor uit te komen en te accepteren dat ze blijkbaar houden van saai (sorry, subjectief) en weinig afwisselend (objectief) werk. Waar helemaal niks mis mee is, maar schep dan alsjeblieft geen verwarring voor anderen door het woord "gevarieerd" (verkeerd) te gebruiken.
Als het werk nou zou zijn afgewisseld met periodes waarin ik op roodgloeiende kolen mocht gaan zitten en (vooral!) met momenten waarop ik even met een aantrekkelijke vrouw zou mogen praten dan had ik de term gevarieerd nog wel enigszins op zijn plaats gevonden. Maar dan nog zou die vrouw wel verdomd aantrekkelijk moeten zijn (én mij ook zo zien) alvorens ik het werk als "leuk" zou gaan bestempelen.

De relativiteit van tijd. Mijn laatste shift: Yes, ik ga het weer redden! (foto: Tonko)

Slot en conclusie

 

Hoogbegaafdheid en vijf strategieën

Ik las ergens dat hoogbegaafden vijf strategieën hebben om hun hoogbegaafdheid een plaats in hun leven en loopbaan te geven. Nou ja strategie, dit gebeurt misschien wel meer onbewust dan bewust, bijvoorbeeld vanwege het simpele feit dat iemand niet op de hoogte is van zijn hoogbegaafdheid. 
In de eerste strategie beweegt de hoogbegaafde zich onopvallend door het leven en houdt zich gedeisd. Dit wordt veel gedaan door mensen die niet weten dat ze hoogbegaafd zijn en die zichzelf soms juist vrij dom vinden.
In de tweede strategie weet de hoogbegaafde dat hij heel slim is, heeft dat ook geaccepteerd en gaat om met gelijkgestemden waardoor hij gestimuleerd wordt en zich goed ontwikkelt.
In de derde strategie  is de hoogbegaafde door schade en schande wijs geworden en heeft geleerd dat je alleen met intelligentie niets bereikt. Hij heeft zich sociaal ontwikkeld tot een hoog niveau waardoor hij zich uiteindelijk prima redt.
In de vierde strategie is de hoogbegaafde confronterend bezig en beweegt zich van conflict naar conflict en van ontslag naar ontslag met een loopbaan van twaalf ambachten en dertien ongelukken.
De confronterende hoogbegaafde kan doorgroeien naar sociaal of juist terugvallen naar de vijfde en laatste "strategie": isolement. Hierbij trekt de hoogbegaafde zich helemaal terug en loopt hij gevaar het contact met de samenleving te verliezen.
 

Als een stelletje echte nerds

Kijkend naar mijn leven en "carrière" herken ik dit proces. In het begin probeerde ik een beetje mee te hobbelen met de flow, maar kwam ik er op de middelbare school al snel achter dat dat weinig zin had.
Om wat voor reden dan ook was ik blijkbaar anders en vond ik, of ik wilde of niet, toch geen aansluiting. Ik kan me hier ook nog een goed en symbolisch voorbeeld van herinneren. Op schoolkamp hadden we een keer een disco en samen met de enige vriend die ik in de klas had, zaten we te dubben of we eraan mee zouden doen of niet. Zo'n disco was niets voor ons en uiteindelijk namen we het best wel stoere besluit om geen toneel te gaan spelen en niet te doen alsof we dat leuk vonden. We zonderden ons af in de kamer ernaast om een potje te gaan schaken. Als een stelletje echte nerds.
 

Braaf met de flow mee

Ook in mijn werk heb ik altijd geprobeerd om mee te hobbelen. Meer onbewust dan bewust kwam ik er langzaam maar zeker achter dat hoe meer ik voor mijn gevoel mezelf was, hoe slechter het voor me uitpakte. Vooral omdat ik in de communicatie tactisch nogal zwak blijk te zijn. Wat tot gevolg heeft dat als ik iets kritisch wil overbrengen, ik dat vaak te tactloos en te direct doe waardoor mensen geneigd zijn bij mij te denken van: ook al heeft hij gelijk, van mij zal hij het niet krijgen. 
Toen mijn tactloze gedrag een paar keer tot ontslag leidde en mijn vrouw daar een beetje moe van werd, beloofde ik haar dat ik me bij de volgende baan keurig zou gaan inhouden. En zo geschiedde.
Ik hield mijn mond en ging braaf met de flow mee en werkte er vervolgens negen jaar, een record voor mij. Dat ik ook daar uiteindelijk ontslagen werd, kwam omdat ik in de tussentijd een scheiding meemaakte en ik er door mijn zoon was achter gekomen dat ik slimmer was dan ik altijd dacht en ik als emotionele reactie hierop besloot om toch weer een beetje los te gaan komen. Wat na al die jaren van frustratie waarin ik me steeds heel braaf had ingehouden, ook wel weer een keertje mocht vond ik. Maar wat echter helaas natuurlijk wel weer leidde tot mijn onvermijdelijke ontslag.
 

Altijd jezelf blijven

Dat confronterende hoogbegaafden het risico lopen om af te zakken naar een isolement in plaats van door te groeien naar een sociale hoogbegaafde kan ik goed begrijpen. Voor mijn gevoel ben ik decennia lang mezelf niet geweest, heb ik me als een gek uit onzekerheid, onwetendheid of wat dan ook lopen inhouden waardoor ik op dit moment weinig tot geen behoefte voel om mij sociaal te gaan aanpassen. Sterker, dat is wel het laatste wat ik nu wil. 
Dit komt ook voort uit mijn overtuiging dat mijn problemen zijn ontstaan doordat ik in mijn leven juist steeds tussen aanpassen en confronteren heb gemanoeuvreerd. Waarbij het een feit is dat ik mij veel meer heb aangepast dan dat ik heb geconfronteerd. En dát zie ik juist als de oorzaak van veel ellende. 
Als ik gewoon meer mezelf had durven zijn, had dat weliswaar tot nog meer conflicten geleid maar had ik ook zeker meer respect en waardering en kansen afgedwongen. Daarom is een van mijn levenslessen aan mijn kinderen om altijd van je eigen kracht uit te gaan en daarbij altijd jezelf te blijven.
 

Conclusie: kappen met deze onzin

Wanneer ik met mijn huidige kennis van hoogbegaafdheid met bijbehorende karaktereigenschappen en problemen zo objectief en afstandelijk mogelijk naar mijn eigen leven kijk en zie hoe alles is verlopen (zie vorige columns), kan ik moeilijk om de conclusie heen dat hoogbegaafdheid een rol heeft gespeeld. Wie (mij kent en) een andere, goed onderbouwde, verklaring of diagnose heeft, mag het mij zeggen. Vooral op sociaal vlak en in het werk ben ik keer op keer vastgelopen en zie ik een steeds terugkerend patroon waar ik echt niet meer omheen kan.
Wanneer ik iemand zoals mezelf zou moeten coachen, zou ik hem zeggen om onmiddellijk te kappen met deze onzin. Als meegaan met de flow niet jouw ding is, moet je niet uit onzekerheid of uit faalangst of wat dan ook er steeds maar - tegen beter weten in - mee doorgaan.
Accepteer dat het je nergens brengt, stop er vandaag nog mee en ga het ook nooit meer proberen. Sluit die deur voorgoed. Stap van het reguliere pad af en sla een andere weg in. Ga dingen doen die echt bij je passen en die je echt leuk vindt. Zoek geen "normaal" baantje maar begin bijvoorbeeld een eigen bedrijfje en zie maar waar het schip strandt. Wat heb je te verliezen?
Ja, een ander coachen is één ding, maar jezelf coachen is hele andere koek. Iets waar menig psycholoog, psychiater, hoogbegaafdencoach het ongetwijfeld mee eens zal zijn...  
 

Tonko

Wil je reageren op deze column? Ik hoor graag jouw mening!
Klik onderaan dit blog op "(Geen) opmerkingen" en plaats je reactie.

zaterdag 21 juni 2014

142. COLUMN HOOGBEGAAFDHEID (VII), ACHTLUIK OVER PRIVÉLEVEN VAN TONKO (KINDEREN, FRUSTRATIE WERK/ONTSLAGEN, LINK MET HOOGBEGAAFDHEID), TELEMARKETING / CALLCENTERS, DEFINITIE VERKOOP, LIEGEN EN OVERDRIJVEN, DE GUNFACTOR, INLEVEN, ROL VAN TOEVAL: God, wat verrassend; hoe zou dat nou komen?

Om verschillende redenen wijd ik nu een aantal columns aan het onderwerp hoogbegaafdheid en de link met mijn privéleven. Het zijn verhalen die ik altijd al van plan was op een dag te gaan opschrijven. Nu er echter een directe aanleiding is (zie columns 141, 142 en 143), maak ik meteen van de gelegenheid gebruik om het allemaal in een keer te vertellen.   
 

Verkopen en verkopen

Omdat alle nadelen gelukkig ook hun voordelen hebben, bracht het callcenterwerk wel tot stand dat het me aan het denken zette over het onderwerp verkopen en wat dat precies inhoudt. Ik weet van mezelf dat ik absoluut geen commercieel type ben en dus allesbehalve een verkoper, maar dan nog heb je verkopen en verkopen.
Bij het eerste soort verkoopt de  verkoper in een winkel producten waar klanten op afkomen die er interesse in hebben. Iets waar ik geen enkel bezwaar tegen heb.
Dit echter in tegenstelling tot het tweede soort verkopen waarbij de kopers niet naar de verkoper toe komen maar de verkoper zich ongevraagd bij hen meldt, op straat, huis-aan-huis of telefonisch. Dat noem ik zeer onbeleefd en doet bovendien inbreuk op iemands privacy. Als ik interesse heb in een product, kom ik wel naar de verkoper toe en niet andersom.
 

Een noodzakelijk kwaad

Bij het laatstgenoemde soort zal de verkoper heel soms mensen vinden die geen bezwaar hebben tegen zijn toenadering en die zelfs wel interesse tonen in het kopen van een product. Maar het overgrote deel heeft dat niet en zal de verkoper beschouwen als een noodzakelijk (?) kwaad.
 

Cognitieve dissonantiereductie

Toch komt het af en toe voor dat iemand in eerste instantie denkt van dat wil ik helemaal niet, maar dat de verkoper daarna op zo’n manier aandringt dat hij uiteindelijk het product toch besluit te kopen. Ik vermoed dat als je deze koper later gaat vragen of hij blij is met de koop de kans groot is dat hij ja zal zeggen.
Interessante vraag hierbij of hij dat zegt omdat het echt zo is of omdat er iets anders speelt. Bijvoorbeeld dat hij eigenlijk niet wil toegeven dat hij niet blij is dat hij zich zo simpel heeft laten overhalen tot een koop van iets wat hij niet wilde hebben, maar dat hij inmiddels voor zichzelf redenen heeft bedacht waarom het eigenlijk toch wel beter is dat hij het product heeft gekocht.
Ik ben ervan overtuigd dat het succes van de topverkopers voortkomt uit dit proces, beter bekend als de cognitieve dissonantiereductie. Binnenhalen van klanten die eigenlijk helemaal niets willen kopen; het is een kwaliteit, maar wel eentje waar ik niet rouwig om ben dat ik 'm niet bezit.  
Dit opschrijvende besef ik dat mijn bespiegelingen over het begrip “verkopen” weliswaar leuk zijn bedacht, maar dat het niets nieuws zal zijn en er ongetwijfeld al boeken vol over zullen zijn geschreven. Die ik overigens niet lees, omdat het mijn interessegebied niet is.
 

Liegen, bedriegen, slijmen en overdrijven

Een van de lessen die ik van dit werk heb geleerd, is dat als ik ooit nog eens gedwongen word om een baan te nemen waarin ik iets zal moeten gaan verkopen, ik dat alleen doe op de eerst genoemde manier: in een winkel. Maar het liefst werk ik helemaal nooit meer in de commerciële branche. Een branche die drijft op liegen, bedriegen, slijmen en overdrijven, is gewoon niet mijn ding.
Neem alleen al zo’n eerste zin van een callcentermedewerker: “Goedemiddag u spreekt met Hans van Dalen van de Volkskrant, wat fijn dat ik u tref, ik heb iets fantastisch voor u en ik vraag mij of ik dat heel kort aan u kan voorleggen.
In de eerste tien woorden staan al twee leugens: 1. Je naam is niet Hans van Dalen en 2. Je bent niet van de Volkskrant maar van een callcenter. Dat je het fijn vindt dat je de persoon treft (een zin die ik weigerde uit te spreken), waag ik ook te betwijfelen. Voor mij gold dat in elk geval niet. Dat je iets "fantastisch" hebt (heb ik ook nooit uit mijn strot gekregen), is aan de persoon aan de andere kant om te beoordelen en is sowieso schromelijk overdreven aangezien er meestal wel betere aanbiedingen zijn te vinden als je verder zoekt.
Met die eerste leugen was ik overigens wel heel blij, want ik zou nooit onder mijn eigen naam willen bellen. Als ik bijvoorbeeld iemand moest bellen die in mijn buurt woonde of die ik theoretisch zou kunnen kennen, sloeg ik die over en klikte ik snel door naar de volgende. Puur uit schaamte.
Schattig dat sommige mensen aan me vroegen met wie ze gesproken hadden maar daarbij helaas niet beseften dat ze me daarmee enkel vroegen om mijn leugen te herhalen. Ik had de neiging om te zeggen “met Hans van Dalen, nummer dertien”.
 

De gunfactor

Grappig was toen de coach met mij het “slecht nieuws” gesprek voerde, ik te horen kreeg dat het er niet aan lag dat ik niet beleefd was geweest (ik ben denk ik het meest beleefd van iedereen) of dat ik me niet goed genoeg aan mijn script hield. “Maar je moet dit werk echt leuk vinden en dat ook uitstralen in de gesprekken waardoor mensen die eigenlijk niets willen kopen toch toehappen vanuit de ‘gunfactor’ omdat ze je zo aardig vinden overkomen.” En "op de een of andere manier" miste hij dat een beetje bij mij.
God, wat verrassend; hoe zou dat nou komen dacht ik alleen maar gelaten.
 

Ik moet de klanten juist de aankoop gunnen

Ook had ik me misschien wat beter kunnen inleven in de klanten zodat er een leuk gesprek was ontstaan en er mogelijkheden waren gecreëerd.
Ik had hier gerust met de coach in discussie kunnen gaan. Bijvoorbeeld over mijn standpunt dat een goede verkoper iemand is die producten verkoopt aan mensen die dat product echt willen hebben en er blij mee zijn in plaats van dat ze het niet willen hebben maar het toch kopen omdat ze je zo aardig vinden overkomen.
De klanten hoeven mij niet de verkoop te gunnen, ik moet de klanten juist de aankoop van het product gunnen. Het is maar voor welke benadering je kiest. 
 

Naar het land der fabelen verwijzen

Of ik had met hem kunnen gaan discussiëren over het feit dat als hij mijn gesprekken had beluisterd hij had kunnen constateren dat ik me juist teveel inleef in mensen om dit soort werk goed te kunnen doen.
Je kunt veel van me zeggen, maar inmiddels weet ik maar al te goed dat ik aan empathisch vermogen echt geen gebrek heb. Integendeel (zie column 140). Twijfelende oude vrouwtjes die duidelijk moeite hadden om nee te zeggen, heb ik heel bewust niet overgehaald iets te kopen, omdat ik wel merkte dat ze het helemaal niet wilden.
Op momenten dat ik voelde dat iemand niet gediend was van mijn telefoontje (en dat was vaak), heb ik nergens aangedrongen. Terwijl een ander die persoon wellicht wel had “binnengehaald” door net zolang door te gaan totdat hij zou zwichten “om er maar vanaf te zijn”. Ik kan mezelf recht in de spiegel aankijken door het besef dat ik alleen maar producten heb verkocht aan mensen die het echt wilden.
Wie in deze branche beweert dat de beste verkopers het meeste inlevingsvermogen bezitten, hebben geen flauw benul van wat deze term precies inhoudt. Deze lulkoek kan ieder rationeel en verstandig mens zo naar het land der fabelen verwijzen.    
Met een tekort aan inlevingsvermogen en een keiharde mentaliteit haal je meer klanten binnen (namelijk degenen die het product eigenlijk helemaal niet willen hebben) dan als je écht empathisch bent. Zo simpel is het.
 

Pure kansberekening

Ook had ik nog de discussie aan kunnen gaan over het gegeven dat ik weliswaar vaker dan anderen nullen scoorde bij projecten waar tijdens elke shift door de medewerkers nullen werden gehaald, maar dat dat ook simpelweg te maken zou kunnen hebben met de factor toeval. Want het verschil tussen het “binnenhalen” van nul of één klant hangt volgens mij vooral af van de factor geluk/pech, dit in tegenstelling tot het verschil tussen nul en vijf klanten.
Het is net als dat je tien mensen tien keer kop of munt laat gooien. Daar waar de meeste wisselend kop en munt zullen gooien, kan er ook altijd iemand tussen zitten die een reeks van zeven of acht of zelfs tien keer hetzelfde gooit.
Iedereen in het callcenterwereldje met een gezond verstand weet dat de factor geluk daar een hele grote rol speelt. In de grote vijver van potentiële klanten die gebeld worden, zitten er gemiddeld van de honderd altijd wel een paar tussen die ja gaan zeggen. Dus kan het zomaar zijn dat de ene callcentermedewerker er daar toevallig drie van “uitvist” terwijl de ander het zonder vangst moet doen. Pure kansberekening, niets meer en niets minder.
 

Totaal ongeschikt

Maar heel wijs ging ik niet in discussie. Ik wist maar al te goed dat dat geen zin had, dat ik mijn gelijk niet zou halen en dat ik dat bovendien ook helemaal niet wilde omdat het me allemaal niets uitmaakte.
Daarbij was er op één essentieel punt sowieso geen enkele discussie mogelijk: ik ben totaal ongeschikt voor dit werk en kan inderdaad beter vervangen worden door iemand die dit wel leuk werk vindt en die dat ook uitstraalt door de mensen vrolijk en spontaan te benaderen. Waardoor de klanten deze vervanger wel de verkoop gaan gunnen. 
Ik vind alles best, zo lang als ze mij maar niet bellen. Aan de lijn zal ik callcenters sowieso nooit meer krijgen, want vanaf het moment dat ik met dit werk begon, neem ik principieel geen telefoontjes meer aan met een anoniem nummer. Als het echt belangrijk is, spreekt men maar in op mijn voicemail.
  
Het "slechte" nieuws bleek gelukkig helemaal niet zo slecht te zijn: zo ongelofelijk opgelucht als ik me voelde toen ik weer naar huis fietste, heb ik mij zelden gevoeld...


Tonko

Wil je reageren op deze column? Ik hoor graag jouw mening!
Klik onderaan dit blog op "(Geen) opmerkingen" en plaats je reactie.

 
 

Foto: internet
 

donderdag 19 juni 2014

141. COLUMN HOOGBEGAAFDHEID (VI), ACHTLUIK OVER PRIVÉLEVEN VAN TONKO (KINDEREN, FRUSTRATIE WERK/ONTSLAGEN, LINK MET HOOGBEGAAFDHEID), TELEMARKETING / CALLCENTERS, AFWIJZINGEN, WERK DAT INDRUIST TEGEN PRINCIPES: Jezus, baal jij nou niet ontzettend van je werk?

Om verschillende redenen wijd ik nu een aantal columns aan het onderwerp hoogbegaafdheid en de link met mijn privéleven. Het zijn verhalen die ik altijd al van plan was op een dag te gaan opschrijven. Nu er echter een directe aanleiding is (zie columns 141, 142 en 143), maak ik meteen van de gelegenheid gebruik om het allemaal in een keer te vertellen.   
 

Ontslagen

De directe aanleiding om over hoogbegaafdheid te schrijven, komt voort uit mijn frustratie over het feit dat ik twee weken geleden voor de zoveelste keer ontslagen ben. De telling houd ik niet meer bij.
Ik weet wel dat ik altijd twee soorten banen heb gehad: het soort dat sowieso van tijdelijke aard was (uitzendwerk) en het soort dat expliciet voor mij van tijdelijke aard bleek te zijn omdat ze mij vroeg of laat blijkbaar te lastig en te kritisch vonden.
Al was dit gelukkig de eerste "baan" waarvoor ik gewoon gewipt ben omdat ik veel te slecht was.
 

Nooit winnaar uit sollicitatietraject

Voor solliciteren heb ik een vergelijkbare statistiek: overal waar ik gewerkt heb, hadden ze snel iemand nodig en was ik toevallig de eerste die langs kwam en overal waar ze in de sollicitatieprocedure de keus hadden tussen meerdere kandidaten, werd ik het niet. Nog nooit ben ik als winnaar uit een sollicitatietraject gestapt.
Ik kom "blijkbaar" niet goed over bij mensen. Ze vinden me eigenwijs of, zoals ik bij mijn laatste sollicitatiegesprek te horen kreeg, nogal uitgesproken en stellig. En dat stoot mensen af.
 

Nooit plezier beleefd aan een baan

Ik ben 48 jaar en ik ben er niet bepaald trots op om eerlijk toe te geven dat ik nog nooit één seconde van mijn leven plezier heb beleefd aan een baan.
Ik schaam me daarvoor omdat dat betekent dat ik om welke reden dan ook hele verkeerde (of geen) keuzes in mijn leven heb gemaakt. Ik en niemand anders is tenslotte verantwoordelijk voor mijn leven.
Al heb ik nog wel iets van een excuus dat een ongelofelijk gebrek aan zelfkennis en een soort van minderwaardigheidscomplex hier geen onbelangrijke rollen in hebben gespeeld (zie vorige columns 135, 136, 137, 138 en 140). Gelukkig heb ik bij een paar banen nog wel leuke collega’s gehad, wat het een en ander compenseerde en dragelijk maakte. Maar het werk zelf heb ik nog nooit op wat voor manier dan ook bevredigend gevonden.
 

Geen enkele reden tot klagen

Niet dat ik mezelf nu overigens als een zielig slachtoffer wil presenteren, want ik besef als geen ander dat als ik mezelf afzet tegen de rest van de wereldbevolking ik geen enkele reden tot klagen heb.
Dan behoor ik statistisch gewoon bij de 5% die het het best heeft. Ik weet niet hoeveel procent van de mensheid werk doet dat hij echt leuk en bevredigend vindt, maar ik vermoed dat we zouden schrikken van het extreem lage percentage. Voor hetzelfde geld, of beter gezegd voor heel veel minder geld, had ik op dit moment ook gewoon zestig uur per week in een riool in India kunnen werken.
 

Absoluut dieptepunt

Mijn absolute dieptepunt in mijn arbeidsleven - tenminste naar ik hoop - bereikte ik met mijn laatste, door de (of beter gezegd: mijn) crisis gedwongen “carrièremove". Nou ja carrière; welke carrière?
Functie: callcentermedewerker. Locatie: bij een Telemarketingbedrijf bij de Oude Houthaven aan het IJ in Amsterdam. Of zoals dit bedrijf het liever zelf noemt: senior marketeer (junior marketeers heb ik er overigens nooit gezien…).
Want ook zij beheersen de kunst van het geven van interessante, eufemistische en vaak Engelse namen aan iets minder interessante functies. Wie kent ze niet: de floormanagers, de sales promotors, de supervisors, de accountmanagers enzovoort. Ongetwijfeld ook allemaal mensen met de juiste “hands-on”(?) mentaliteit. Ze zijn proactief, flexibel, dynamisch, resultaatgericht, innovatief en denken uiteraard allemaal Out-of-the-box. Mag ik alsjeblieft een teiltje?
 

Daar gaan we weer

Toen ik te horen kreeg dat mijn scores te slecht waren en dat het toch een commercieel bedrijf was dat winst moest maken en ze voor mij zo een ander hadden, had ik een piepklein momentje een beetje gemengde gevoelens. Dat gemengde zat ‘m vooral in mijn gevoel van: daar gaan we weer. Opnieuw weer zonder werk en opnieuw weer die toenemende financiële druk en problemen.
 

Enorme opluchting

Maar voor de rest moet ik bekennen dat vooral de enorme opluchting overheerste. In mijn omgeving had ik de laatste tijd al losgelaten dat ik hoopte dat ik hier zou worden ontslagen omdat ik me pas écht zorgen zou gaan maken als ik overal blijk te worden ontslagen behalve voor dit soort werk. Dat zou pas kwetsend zijn.
Ik ben wel de eerste om toe te geven niet geschikt te zijn voor commerciële functies zoals die van “senior marketeer”. Poeh, wat haatte ik dat vreselijk stompzinnige werk uit de grond van mijn hart.
Als ik op mijn 48e erachter zou zijn gekomen dat deze functie mijn roeping was, was ik heel snel een krukje en een stevig stuk touw gaan zoeken. Om die reden kon ik er ook prima mee leven dat dit de eerste keer was dat ik werd ontslagen omdat ik slecht functioneerde in plaats van dat ze me gewoon te lastig vonden. Wat overigens ook had ook gekund, ware het niet dat ik me er keurig heb ingehouden. 
 

Afgewezen nooit leuk

Aan de andere kant kan ook ik er niet omheen dat afgewezen worden nooit leuk is en ook nooit zal wennen. Ironisch ook trouwens dat ik ben afgewezen voor werk waarin vrijwel alles draait om afwijzingen.
Eigenlijk is callcentermedewerker wel het stomste werk wat je kunt doen (let op, de zin gaat nog door) als je zoals ik toch wat extra gevoelig bent voor afwijzingen. Meer dan negentig procent van de mensen die je in zo’n functie belt (en meer dan 95% bij mij), zegt tenslotte “nee” en wijst je af en ik geef ze alle gelijk van de wereld.
Ik vermoed dat de psychologie ons leert dat het voor niemands zelfvertrouwen goed is om continu “nee” te horen, hoe logisch die afwijzingen ook mogen zijn.
Zelfs als je honderd mensen moet bellen vanuit een bedrijf dat voor de Verenigde Staten elektrische stoelen maakt met als doel suïcidaal-achtige personen te vinden die bereid zijn te testen of dat ding echt doet waarvoor die bedoeld is, dan nog zul je teleurgesteld zijn als ze allemaal nee zeggen. Hoe begrijpelijk dat ook is. "Mevrouw, u klinkt echt doodongelukkig. Dit is uw kans om aan dat gevoel (en alle gevoelens) een eind te maken!"
 

Jezus, baal jij nou niet enorm van je werk?

Ik heb altijd een gruwelijke hekel gehad aan callcenters. Jaren geleden toen ik nog samen was met mijn vrouw werden we als gezin met jonge kinderen regelmatig tussen 18.00 en 19.00 tijdens spitsuur gebeld door callcenters. Gek werd ik ervan. “Jezus, baal jij nou niet ontzettend van je werk?”, vroeg ik een keer aan zo’n irritante callcenterkwal. Een retorische vraag leek mij, niet wetende dat ik op een dag ook zover gezonken zou zijn om de kwal aan de andere kant van de lijn te zijn.
Na mijn scheiding verliet mijn ex-vrouw het huis en stond ze erop om het telefoonnummer mee te verhuizen naar haar nieuwe adres. Ik vond het een beetje vreemd verzoek, maar gaf toe en gelukkig maar. Na eenmaal een nieuw telefoonnummer te hebben gekregen, werd ik vrijwel nooit meer lastig gevallen door die irritante callcenters.
 

Gelikt verkooppraatje en pushen, pushen, pushen

Toen ik jaren later na weer een ontslag uiteindelijk via het UWV gedwongen werd om naar een vreselijk callcenter in Almere te gaan, werden al mijn vooroordelen over callcenters meer dan bevestigd. Ik kreeg een instructie van een chagrijnige man die vertelde dat je veel oudere mensen aan de lijn kreeg die eigenlijk niet zaten te wachten op jouw telefoontje (quelle surprise) en dan was het een kwestie van je “gelikte verkooppraatje” houden om vervolgens alleen nog maar te gaan “pushen, pushen en nog eens pushen”. Ik moet de man meegeven dat hij er niet omheen lulde wat dit k..werk inhield.
 

Geheel tegen mijn principes in

Terug bij het UWV deed ik iets wat officieel niet mocht: ik weigerde deze baan omdat dit geheel tegen mijn principes inging.
Een tijd later kwam ik een ex-collegaatje tegen van een bedrijf waar wij ooit samen waren ontslagen. Zij was net als ik een paar jaar terug opnieuw ontslagen en ook zij had een tijd lang zonder werk gezeten, maar inmiddels werkte ze sinds kort bij een callcenter dat volgens haar oké was en lang niet zo erg als daar in Almere. Je werd er niet gepusht en er zaten veel hoogopgeleide ZZP’ers met slechtlopende creatieve bedrijfjes die door de crisis gedwongen waren om dit soort werk aan te nemen. 
Met lood in de schoenen besloot ook ik uit pure wanhoop en gedwongen door de omstandigheden me een jaar geleden te melden bij dit callcenter. Een officieel sollicitatiegesprek kreeg ik niet waardoor ik me helaas niet kon verschuilen achter de zoveelste afwijzing. Ik mocht meteen beginnen, jippie.
 

Grootste callcenterhater

Na de eerste zeven proefshifts te hebben gedraaid, hadden ze al hun twijfels over mij. Maar na nog een paar extra proefshifts mocht ik tot mijn verbazing/teleurstelling toch blijven. Wel dacht ik toen al dat als ze ook maar een fractie van een seconde hadden beseft hoe vreselijk stompzinnig ik dit werk vond, ze mij nooit hadden aangenomen.
Ik durf gerust te stellen dat ik de grootste callcenterhater ben geweest die ooit voet in dat gebouw heeft gezet. Blijkbaar was dit mijn beste prestatie in toneelspelen ooit, zeker als je weet dat ik nou niet bepaald bekend sta als iemand die goed kan toneelspelen. Daarvoor schijn ik non-verbaal veel te sterk te zijn…
Ondanks dat ik mijn ex-collegaatje wel gelijk moet geven dat dit callcenter waarschijnlijk de minst erge in haar soort is in Nederland ben ik er niet bepaald trots op dat ik een jaar lang werk heb gedaan wat indruist tegen al mijn principes en gevoelens. Ik heb er gewoon een hekel aan om mensen lastig te vallen die daar niet om gevraagd hebben.
 

Tonko

Wil je reageren op deze column? Ik hoor graag jouw mening!
Klik onderaan dit blog op "(Geen) opmerkingen" en plaats je reactie.

 
 

Foto: internet
 

donderdag 12 juni 2014

140. COLUMN HOOGBEGAAFDHEID (V), ACHTLUIK OVER PRIVÉLEVEN VAN TONKO (KINDEREN, FRUSTRATIE WERK/ONTSLAGEN, LINK MET HOOGBEGAAFDHEID), WORSTELEN MET JEZELF, SCHEIDING, EMPATHIE OF GEEN EMPATHIE, GESLOTEN OF OPEN, AUTIST OF GEEN AUTIST, STOORNIS OF GEEN STOORNIS: "Er is wel iets met jou aan de hand"

Om verschillende redenen wijd ik nu een aantal columns aan het onderwerp hoogbegaafdheid en de link met mijn privéleven. Het zijn verhalen die ik altijd al van plan was op een dag te gaan opschrijven. Nu er echter een directe aanleiding is (zie columns 141, 142 en 143), maak ik meteen van de gelegenheid gebruik om het allemaal in een keer te vertellen.   
 

Niet empathisch?

Jarenlang heb ik met name doordat mijn (ex) vrouw en haar moeder dat bij mij vermoedden, gedacht dat ik niet empathisch was en dus ook wellicht een of andere vorm van autisme had. Gebrek aan empathie is tenslotte een belangrijke overeenkomst tussen alle autistische varianten die er bestaan (al lijkt dit inmiddels alweer achterhaald te zijn, aangezien er onderzoeken bestaan die aantonen dat er wel degelijk mensen met autisme zijn die een goed ontwikkeld empathisch vermogen hebben).
Maar in de loop der tijd ben ik daar toch eens goed over gaan nadenken. Stom dat ik dat trouwens nooit eerder deed, want zo ingewikkeld is dat natuurlijk niet: je definieert de term “empathisch”, je kijkt wat de kenmerken ervan zijn en je onderzoekt of en in hoeverre je die bij jezelf herkent.
 

Wel empathisch?

Hoe meer ik me in de term empathie ging verdiepen, hoe meer ik erachter kwam dat ik niet alleen kon concluderen dat ik wel degelijk empathie had, maar dat ik zelfs een stuk empathischer blijk te zijn dan een gemiddeld persoon.
Daarvoor kan ik inmiddels een aantal goede argumenten en voorbeelden aandragen. Afgezien nog van een paar simpele feitjes als dat ik bij empathietestjes op internet boven het gemiddelde scoor en een halfjaar geleden nog een vrouwelijke collega tegen mij zei dat ze mij zo’n empathisch persoon vond. Al kun je daar nog wel tegenin brengen dat ik toen werkte bij een zeer louche dakdekkersbedrijf waar zij mannelijke collega’s gewend was die je niet bepaald kunt rekenen tot het meest empathische soort op deze aarde.
 

Opkomen voor gepeste kinderen

Toen ik een kind was, had ik al medelijden met kinderen die werden gepest waardoor ik voor ze opkwam (zie ook columns 45 en 71 over pesten). Het als kind opkomen voor gepeste kinderen, is iets wat niet veel kinderen doen. Behalve dat dat kan duiden op een gebrek aan lef, kan het er ook mee te maken hebben dat veel van deze kinderen weinig/minder empathisch zijn en dus ook minder de behoefte zullen voelen om in te grijpen.
 

Dierenleed

Zo lang als ik leef heb ik altijd iets met dieren gehad (met name met alle katachtigen) en ben ik dus ook met ze begaan. Ook al was ik nooit een grote vleeseter is het geen toeval dat ik al vanaf mijn twaalfde jaar vegetariër ben.
Daar waar ik gek genoeg documentaires over de Holocaust zonder problemen kan zien (vooral door gewenning), geldt dat niet voor documentaires over dierenleed waar ik soms echt niet naar kan kijken uit walging van wat ik zie.
Wat mensen elkaar kunnen aandoen op deze wereld is al verschrikkelijk, maar wat mensen dieren kunnen aandoen vind ik nóg erger. Simpelweg omdat dieren veel kwetsbaarder en weerlozer zijn dan mensen. En zeker ten opzichte van datzelfde menselijk ras dat qua intelligentie (maar ook qua wreedheid) superieur is aan de dieren. Onrecht tegen dieren maakt mij ontzettend kwaad.
 

Vertrouwenspersoon

Als ik ergens werk - wat soms voorkomt - en er komt een nieuwe collega die mij aardig lijkt (als ik denk wat een eikel is het eerlijk gezegd een ander verhaal) dan doe ik altijd mijn best om zo iemand op zijn/haar gemak te stellen en ben ik heel behulpzaam.
De reden hiervoor is dat ik als geen ander weet dat je je in zo’n situatie ongemakkelijk en onzeker kunt voelen en veel andere collega’s je gewoon laten zwemmen. Ook ben ik op mijn werk ooit aangesteld in de vrijwillige functie van vertrouwenspersoon. Weliswaar een halfjaar voordat ook zij mij ontsloegen, maar dat is een ander verhaal wat hier helemaal los van staat. Maar dan nog zou het opvallend zijn geweest als ze mij in zo’n functie hadden aangenomen als ze niet in mij enige vorm van empathie hadden bespeurd. Mag ik toch hopen.
 

Attentheid en empathie

Vroeger was ik altijd heel attent naar mensen om me heen.  Waarschijnlijk ook gewoon uit de hele menselijke eigenschap om gezien, gewaardeerd en aardig gevonden te willen worden. Maar omdat ook ik een ego heb dat gekrenkt kan worden, is mijn attentheid in de loop der jaren steeds minder geworden omdat ik merkte dat ik tien keer attenter was naar anderen dan andersom en ik me toch heel kinderachtig begon af te vragen waarvoor ik het allemaal deed.
Zo vond ik het altijd leuk om als iemand jarig was me een beetje in die persoon te verdiepen om met een toepasselijk kaartje en/of cadeau te komen. Geven schijnt gelukkiger te maken dan nemen en dat geloof ik onmiddellijk.
Als mijn vrouw jarig was, gaf ik haar bijvoorbeeld het nieuwste boek van Isabel Allende omdat ik wist dat ze dat vroeger altijd geweldige boeken vond. Of ik gaf haar dat ene geurtje waarvan ik wist dat ze daar erg van hield. Grappig is echter dat ze mij vaak op mijn verjaardag ook geurtjes gaf, terwijl ik daar helemaal niets mee heb. Ik begon aan mezelf te twijfelen en vroeg me af of ik nou zo'n saai mens was dat mijn vrouw blijkbaar niets anders wist te verzinnen dan een cadeau waar ik geen affiniteit mee had/heb. Nu ben ik gelukkig zover dat ik weet dat attentheid te maken heeft met inleven en dus met empathie. 
 

Plaatsvervangend schaamtegevoel

Ook heb ik de eigenaardigheid dat als ik een televisieprogramma zie waarin mensen flink voor lul worden gezet, ik er niet naar kan kijken en wegzap. Er bekruipt mij dan kennelijk een soort van plaatsvervangend schaamtegevoel of zo. Ik moet dan echt tegen mezelf zeggen van tjee doe niet achterlijk, het overkomt jou toch niet! En wat tref ik aan als ik ga googelen op het begrip "plaatsvervangend schaamtegevoel"? Jawel: dit duidt op een extra sterk empathisch vermogen aangezien je dit alleen maar kunt hebben door je goed in te leven in een ander. Een inkoppertje..
Bij andere televisieprogramma’s als bijvoorbeeld “Spoorloos” kan ik weer soms als een wijf snotteren als ik geraakt word (zie bijvoorbeeld column 79). Waar ik wel aan moet toevoegen dat dit iets is dat ik vroeger als volwassene nooit had, maar sinds het hebben van kinderen en vooral sinds mijn scheiding moet ik concluderen dat ik blijkbaar een emotioneler mens ben geworden.
 

HSP en empathie

Dat veel vrienden van me een HSP bleken te zijn en ik ook kenmerken van hoogsensitiviteit bleek te hebben, stelde ik al eerder vast (zie column 18). En als je dan weet dat HSP’ers veel empathischer zijn dan gemiddeld - en de meeste hoogbegaafden toevallig ook hoogsensitief zijn - en je ervan uit mag gaan dat het geen toeval is dat ik goed met HSP’ers klik, lijkt de conclusie dat ik empathisch ben niet zo vergezocht.
 

Sterk rechtvaardigheidsgevoel

Het is veelzeggend en eigenlijk absurd dat ik het noodzakelijk heb geacht om dit alles te analyseren om mezelf te kunnen geruststellen dat ik wel degelijk empathisch vermogen heb en ik dus geen autist ben. Hopelijk spreken mijn columns wat dat betreft ook voor zich. Veel van mijn columns komen tenslotte voort uit een sterk rechtvaardigheidgevoel. De hieruit voortvloeiende gevoelens van onmacht als ik via de media word geconfronteerd met onrecht en oneerlijkheid vormen denk ik ook een belangrijk kenmerk van empathie. Zonder empathie geen columns zoals deze.

Foto: internet
 

Beticht van afwezigheid van empathisch vermogen

Na mijn conclusie dat ik wel degelijk empathisch ben en dus ook geen autist kan zijn, rest de interessante vraag waarom mijn ex-vrouw mij dan toch betichtte van de afwezigheid van empathisch vermogen wat op mij overkwam als een verwijt.
Uiteraard denk ik als eerste omdat zij blijkbaar iets in mij miste in onze relatie die uiteindelijk dan ook niet voor niets uitmondde in een scheiding.
Ik kan me bij haar gevoel wel wat voorstellen. Al hebben alle verhalen twee kanten en ook hier, want dat gevoel van missen was helaas wederzijds.
 

Vertrouwen wekken

Meestal ben ik iemand die bij individuele personen snel vertrouwen weet te wekken. Ik denk dat dat vooral komt doordat ik nieuwsgierig en belangstellend ben en veel directe vragen stel die anderen niet snel durven te stellen. Daarbij stel ik mezelf ook altijd kwetsbaar op.
Hierdoor heb ik diverse keren in mijn leven meegemaakt dat mensen die ik nog niet eens zo goed kende, aan mij dingen vertelden waarvan ze beweerden dat ze die nog nooit aan iemand anders hadden verteld. Blijkbaar roep ik dat dus bij sommige mensen op.
 

Gesloten

Helaas moet ik constateren dat dat om wat voor reden dan ook bij mijn eigen vrouw eigenlijk nooit is gelukt. Ik vertelde haar aan het eind van ons huwelijk ooit dat er volgens mij achter haar stoere en zelfverzekerde uitstraling een klein gevoelig en kwetsbaar meisje verscholen zat dat naar buiten wilde. Maar dat hoe graag ik dat meisje ook tevoorschijn wilde laten komen, ik helaas moest concluderen dat dat mij in elk geval niet was gelukt en dat ik dat ook een beetje als falen zag. Omdat ik zoiets normaal gesproken tot mijn sterkste kanten reken.
Waar het aan lag dat het mij niet lukte, heb ik wel ideeën over. Ik heb mijn vrouw altijd heel gesloten gevonden, al is het grappig dat zij precies hetzelfde over mij zei. Terwijl ik mezelf nou niet bepaald als gesloten zou omschrijven.
Ja, voor mensen die ver(der) van me af staan kan ik zeker overkomen als een stille, introverte man. Maar dat geldt zeker niet voor vrienden die mij goed kennen. Die zullen veel over me zeggen maar niet dat ik gesloten of stil ben. Terwijl ik vermoed dat de vriendinnen van mijn vrouw haar wel eens zo zouden kunnen omschrijven.
 

Een gesloten boek

Hoe je het ook wendt of keert, kan ik voor mezelf concluderen dat mijn vrouw ook voor mij een gesloten boek bleef waarvan ik de sleutel eenvoudigweg niet kon vinden. Ik kreeg gewoon geen hoogte van haar.
En omdat zij niet hield van mijn directe manier van communiceren en sommige vragen van me impertinent en brutaal vond, zal ik ongetwijfeld bewust dan wel onbewust ook steeds meer afstand van haar hebben genomen.
 

Projectie

Behalve dat het kan zijn dat mijn vrouw door de groter wordende afstand empathie bij mij miste, is er ook een andere verklaring voor haar verwijt naar mij toe. Ik moet daarbij denken aan mijn moeder.
Sinds mijn vader een paar jaar geleden overleed, heeft mijn moeder de neiging om hem allerlei eigenschappen toe te dichten die in de ogen van mijn zus en mij totaal niet kloppen. Dan vertelt ze bijvoorbeeld dat ze mijn vader altijd zo dominant vond en somber en negatief en pessimistisch.
Dat dat niet juist is, blijkt onder andere uit het feit dat onze vader ons ooit had laten weten dat als hij zijn leven een cijfer zou moeten geven, hij er een acht voor zou geven. Mijn moeder daarentegen vertelde mij ooit dat als ze terugkeek op haar leven ze vond dat ze niets van haar leven had gemaakt. Een acht zou voor haar helaas iets te hoog gegrepen zijn.
Mijn zus maakte toen de verstandige opmerking dat onze moeder aan projectie deed: het verschijnsel waarbij mensen negatieve eigenschappen of emoties van zichzelf trachten te ontkennen, verbergen of verdringen door deze aan iemand anders toe te schrijven. Mensen die dit doen, doen dit meestal onbewust om niet de confrontatie met zichzelf te hoeven aangaan over hun minder leuke kanten: “Wat je zegt, ben je zelf!” en “Zoals de waard is, vertrouwt hij zijn gasten”.
 

Niet bepaald empathisch

Zeker nadat ik mij verdiept had in het onderwerp empathie kon ik bevestigen wat ik al eerder vermoedde: ik vond mijn vrouw behalve gesloten ook niet bepaald empathisch. Zo kan ik me nog de dag herinneren dat ik haar heel zenuwachtig vertelde over mijn ontdekkingen over hoogbegaafdheid en mijn vermoedens dat ik "het" zelf misschien wel was. Nuchter als altijd reageerde ze met: "En wat wil je daarmee doen?" Terwijl ik had gehoopt op een beetje begrip en belangstelling over hoe ik tot dit idee gekomen was.
Andersom zou ik aan haar lippen hebben gehangen en allemaal vragen hebben gesteld.
Met mijn vermoedens tot weinig empathie bij mijn ex-vrouw, was het cirkeltje rond aangezien zij precies hetzelfde over mij dacht. Al vermoed ik dus dat hier ergens sprake was van projectie. 
 

Verschillende visie op communicatie

Ook interessant was dat ik er aan het eind van ons huwelijk achter kwam dat wij een hele andere visie op communiceren hadden. In mijn ogen is de basis van een goede communicatie binnen een relatie dat je belangstellend naar elkaar toe bent en dit laat zien door interesse in elkaar te tonen door het regelmatig stellen van vragen. Zij daarentegen vond dat als je in een relatie elkaar dingen wilde vertellen je dat wel uit jezelf deed en er daarvoor geen vragen hoefden te worden gesteld.
Hierdoor ontstonden vreemde situaties tussen ons waarbij ik bijvoorbeeld ergens was geweest en bij thuiskomst hoopte dat zij belangstelling zou tonen door het stellen van vragen (al was het alleen maar van "Hoe was het?") terwijl zij er gewoon van uitging dat als ik iets wilde vertellen ik dat wel deed. Gevolg: pijnlijke stiltes en een prachtig voorbeeld van hoe een verschillende visie op communiceren funest is voor een huwelijk.
Inmiddels ben ik erachter dat heel veel mensen de communicatiemethode van mijn ex hanteren, want ik kom in mijn leven veel meer mensen tegen die veel praten (en weinig zeggen) maar daarbij nooit vragen aan mij stellen dan mensen die heel geïnteresseerd en belangstellend zijn. En wie mij kan zeggen hoe je geïnteresseerd en belangstellend kunt zijn zonder vragen te stellen, mag het mij zeggen. Mij lijkt dat in elk geval onmogelijk.
 

Als een soort zombie

Behalve dat ik op basis van alle feiten nu wel kan zien dat ik niet iemand ben met autisme, heb ik deze conclusie inmiddels ook zwart op wit van een erkend psycholoog.
Een tijd terug ging het niet zo lekker met me en mijn zus besloot een psychologe voor me uit te kiezen en met mij mee te gaan. Waarschijnlijk omdat ze anders twijfels zou hebben of ik wel zou gaan, en terecht. Ik kan me er niet zoveel meer van herinneren. Volgens mij zat ik er als een soort zombie bij met een houding van het kan me allemaal toch niks meer schelen. Maar desalniettemin beantwoordde ik braaf de vragen en vertelde mijn verhaal. 
 

Het sociale spel

Op een gegeven moment hadden we het over sociale situaties en vertelde ik dat ik in gezelschap vaak het gevoel heb alsof iedereen het sociale spel beheerst behalve ik. Ik haat small talk gesprekken en vind het allemaal nogal onbenullig en nietszeggend en ik weet dan gewoon geen raad met mijn houding. Heel vaak komt het in dat soort situaties voor dat zonder dat ik het besef en zonder dat ik dat bewust doe ik opeens behalve figuurlijk ook letterlijk buiten de groep val. Dan zit ik bijvoorbeeld met een groep mensen aan een lange tafel en op een gegeven moment splitst die zich in twee praatgroepjes. Altijd, echt altijd is het dan zo dat ik weer in het midden beland bij de splitsing. Sterker: ik bén de splitsing. Ik weet niet hoe ik het voor mekaar krijg, maar ik flik het steeds opnieuw. Alsof die mensen dat van tevoren met elkaar hebben bekokstoofd. Om paranoïde van te worden.
 

Kenmerkend voor PDD-NOS!

De psychologe die mijn verhalen volgens mij niet bijster interessant vond, veerde bij het horen van mijn mededeling dat ik het zag als een spel dat ik niet beheerste opeens enthousiast op en riep dat dat kenmerkend is voor PDD-NOS.
Volgens mij zeer opgelucht over het feit dat ze iets uit haar theorieboekjes had onthouden én herkend, verwees ze mij niet alleen onmiddellijk door naar een specialistisch centrum voor diagnose van autisme maar regelde ze ook meteen een afspraak voor me. “Omdat dit niet mijn specialiteit is.”
Ik was niet eens in staat om de boze emoties in me naar boven te halen die ik had toen men ook op basis van vrijwel niets mijn oudste zoon PDD-NOS in de mik probeerden te schuiven (zie column 138).
 

Ik ben geen autist

Eenmaal thuisgekomen werd ik pas weer wakker en mondig en assertief en belde ik onmiddellijk mijn zus op om haar te vertellen dat het grote bullshit was dat ik autistisch zou zijn en dat ik echt niet van plan was om naar zo'n stom centrum te gaan. Maar mijn zus zei dat ik gewoon moest gaan, “want er is wel iets met jou aan de hand.”
Een week later ging ik toch maar bij het centrum langs, waar ik anderhalf uur een leuk gesprek had met een specialist daar die mij aan het eind de bevestiging gaf van wat ik al wist: ik ben geen autist.
Ik zei tegen hem dat ik dat graag zwart op wit wilde hebben om de eerstvolgende persoon die mij van autisme zou gaan betichten mee om de oren te kunnen slaan. De man ging akkoord en herhaalde de woorden van mijn zus dat er echter wel "iets" met mij aan de hand was. Maar wat dat precies was, wist hij ook niet. 
 

Persoonlijkheidsstoornis NAO

Blijkbaar wilde hij dat zwart op wit niet onvermeld laten, want even later kreeg ik een verklaring thuis gestuurd waarop stond dat was vastgesteld dat ik geen autistische stoornis had, maar dat hij bij mij wel dacht aan een persoonlijkheidsstoornis NAO.
Bij navraag bleek dat te betekenen: Niet Anders Omschreven. Vrij vertaald kun je deze “diagnose” krijgen als ze wel wat afwijkingen bij je zien, maar ze deze niet in één hokje weten te plaatsen. Waarvan akte.
 

De "stoornis" hoogbegaafd

Natuurlijk had ik de man nog kunnen opzoeken om de discussie met hem aan te gaan of ik niet heel misschien de "stoornis" hoogbegaafd zou kunnen hebben, omdat ik me steeds maar weer opnieuw blijf herkennen ik al die kenmerken en dat toch geen toeval kan zijn.
Maar ik heb het wijselijk hierbij gelaten. Ik word een beetje gek van die hulpverleningswereld met al haar diagnoses en niet anders omschreven persoonlijkheidsstoornissen. Geef mijn portie maar aan Fikkie.

Als mijn ex en haar moeder willen, kunnen ze trouwens altijd een kopietje van me krijgen…
 

Tonko

Wil je reageren op deze column? Ik hoor graag jouw mening!
Klik onderaan dit blog op "(Geen) opmerkingen" en plaats je reactie.

 

woensdag 11 juni 2014

139. COLUMN INDIA (EVEN TUSSEN MIJN ACHTLUIK OVER HOOGBEGAAFDHEID IN) VERKRACHTINGEN, PETITIE ONLINE CAMPAGNE-NETWERK AVAAZ: "Verkrachtingen gebeuren niet opzettelijk maar per ongeluk"

ONDERWERPEN: INDIA - (GROEPS) VERKRACHTINGEN - PETITIE

 

Verkrachtingen zijn soms goed en soms slecht

Mijn oprechte excuses. 
Als ik bepaalde mensen in Afrika zoals bijvoorbeeld onze Boko Haram vrienden in Nigeria uitmaak voor de meest primitieve wilden op deze aarde vanwege het barbaarse geweld, de ontvoeringen, de verkrachtingen, de moorden en de kindsoldaatpraktijken, krijg ik het idee dat ik bepaalde mensen in India tekort doe. Dat is niet mijn bedoeling.
In India zijn groepsverkrachtingen nog steeds aan de orde van de dag, worden meisjes van veertien en vijftien verkracht en opgehangen en reageren ministers luchtig met: “Verkrachtingen zijn soms goed en soms slecht” en “Zulke incidenten gebeuren niet opzettelijk maar per ongeluk”.
Ja, ik ken dat. Als mijn dochter vriendinnetjes thuis brengt, let ik ook altijd goed op dat ik niet struikel en per ongeluk zo’n meisje verkracht. Een ongeluk zit tenslotte in een klein hoekje. Of moet ik zeggen gaatje, al gaat deze grap zelfs mij te ver.
Ook als groep kun je zoiets ongelukkigs natuurlijk meemaken. Dan zit je bijvoorbeeld ergens met een groep vrienden in het gedrang, heeft zich er toevallig een of andere domme vrouw tussen gewurmd, verlies je met al je vrienden het evenwicht en hopla, voordat je het weet word je opeens van groepsverkrachting beschuldigd en gezien als een slecht mens.
 
Het leven is niet fair.
 

Tonko

Wil je reageren op deze column? Ik hoor graag jouw mening!
Klik onderaan dit blog op "(Geen) opmerkingen" en plaats je reactie.

 
Toevallig kreeg ik via twitter een oproep om hiervoor via het online campagnenetwerk Avaaz een petitie te tekenen. Ik kon geen reden bedenken om dit te weigeren: klik hier op Avaaz.org.