maandag 31 maart 2014

122. COLUMN PUBERTEIT, PRIVÉ, OVERSCHRIJDEN GRENZEN: "Als hij op dit pad verder wil, gaat ie het niet redden"

ONDERWERPEN: PUBERTEIT - OVERSCHRIJDEN GRENZEN

 

De puberteit is niet mijn ding

Dat de puberteit niet mijn ding is, noch als puber vroeger noch als vader nu, bewijzen mijn twee puberzoons mij meer dan mij lief is. Slechts een paar weken nadat mijn oudste zoon van bijna zestien jaar de harde les had geleerd dat het drinken van mixdrankjes en pure wodka alleen slim is als je benieuwd bent hoe het voelt om een keer kostmisselijk te zijn of als je het leven gewoon niet meer ziet zitten (zie column 113), besloot mijn jongste zoon van veertien een nog dommer pubergeintje uit te halen.
 

Op heterdaad betrapt

Net thuisgekomen van het verjaardagpartijtje van mijn inmiddels elfjarige dochter, werden we gebeld door mijn tweede zoon. Tenminste dat dachten we. Net als bij het vorige incident met mijn oudste zoon bleek het echter iemand te zijn die voor een noodgeval de mobiel van mijn zoon had afgepakt.
Dit keer ging het om een bewaker van een Albert Heijn in het centrum van Amsterdam die meedeelde dat hij onze zoon samen met een vriend op heterdaad had betrapt op diefstal. Omdat ik inmiddels ervaring had met het in het centrum van Amsterdam oppikken van ontspoorde puberzoons en mijn ex-vrouw bovendien met een huisvol vriendinnetjes van mijn jarige dochter zat, besloot ik de dankbare taak op me te nemen om ook deze zoon maar op te gaan halen. Al moet ik eerlijk zeggen dat de gedachte om hem daar lekker te laten zitten wachten ook even door me heen schoot.
 

Eens een dief altijd een dief?

Kwaad maar vooral teleurgesteld stapte ik op de tram. Mijn zus probeerde me telefonisch nog te kalmeren door me erop te wijzen dat dit soort gedrag bij de puberteit hoort en ik het dus niet meteen moest gaan dramatiseren.
Gelukkig besef ik ook wel dat pubers, zeker onder invloed van hun peergroup, geneigd zijn om regelmatig wat te experimenteren en daarbij hun grenzen behalve aftasten ook nog wel eens overschrijden. Bovendien wil ik niet hypocriet doen. Ik heb als jonge knul ook wel eens wat snoep gepikt, puur om de spanning. Dat verhaal kennen mijn kinderen al door en door want daar maak ik verder geen geheim van; integendeel.
De eerste keer kan ik me niet eens herinneren, maar ik zal ongeveer zeven zijn geweest toen mijn drie jaar oudere zus als de kwade genius mij aanspoorde om samen met haar wat kauwgumpjes te stelen. Mijn moeder kwam erachter en dwong mijn zus om het terug te brengen en haar excuses aan te bieden (prima actie overigens).
Toen ik een jaar of twaalf was, heb ik nog een keer met wat kinderen van de tennisclub wat snoep gestolen in de supermarkt. Even later wilden we op herhaling bij de Jamin, waar de winkelier ons echter (terecht) niet vertrouwde en daarom mijn fietstas controleerde. Gelukkig had ik dit keer niets gestolen en ving hij bot.
Maar mijn les had ik wel geleerd. Het zoveelste bewijs dat het gezegde “Eens een dief altijd een dief” gelukkig lang niet altijd klopt, want mijn carrière als dief was al over voordat die goed en wel begonnen was.   
 

Papa, je kent me toch?

Dat ik vooral zeer teleurgesteld was in mijn zoon had een goede reden. Juist omdat ik zag dat mijn zoon de laatste tijd de neiging vertoonde om wat stoerdere vriendjes uit te zoeken om mee om te gaan, sprak ik hem daar het afgelopen jaar een paar keer direct over aan. Dan informeerde ik bij hem wat hij en zijn vrienden zoal deden als ze bijvoorbeeld met elkaar ergens in de stad afspraken.
Mijn zoon begreep heus wel de achtergrond van mijn vragen, namelijk dat ik van hem wilde horen dat ze geen narigheid uithaalden, en moest er een beetje om lachen. “Papa, je kent me toch. Je weet toch dat ik helemaal niet zo ben.” En dus kan men zich wel voorstellen waarom ik een beetje opgefokt de tram instapte.
 

Gepakt worden is en blijft de beste les

In de Albert Heijn aangekomen, werd ik in de een klein kamertje ontvangen door de bewaker. Het was de bewakingskamer met tegenover een stoel diverse TV-schermen met daarop de beelden van de aanwezige bewakingscamera’s. Dan ben je dus al zo stom om iets te pikken, maar dan besluit je dat ook nog eens te doen in een streng bewaakte Albert Heijn midden in het centrum van Amsterdam waar dit soort gedrag helaas schering en inslag is. Hoe dom kun je zijn?
Het eerste wat ik tegen de bewaker zei toen ik binnenkwam, was dat ik blij was dat mijn zoon gepakt was. De bewaker keek me vreemd aan, maar ik legde hem uit dat ik daarmee bedoelde dat als je dit soort domme dingen besluit te doen je maar beter meteen gepakt kan worden, want dat is en blijft de beste les.
Zijn reactie was verrassend aangenaam: “Mijnheer, ik heb uw zoon gesproken en geobserveerd en ik zie meteen dat dit niets voor hem is. Hij is een zachte jongen en als hij op dit pad verder wil, gaat ie het niet redden.” Later kon ik om deze opmerking hartelijk lachen maar op dat moment natuurlijk niet, al stelde het me natuurlijk wel gerust aangezien deze man bevestigde wat ik ook vind: mijn zoon mag dan een beetje stoer doen met zijn vrienden, maar hij heeft net als ik een zachtaardig karakter en daar hoort dit soort gedrag gewoon niet bij.
 

Het schaamrood op de kaken

De bewaker legde uit dat hij van het stelen van mijn zoon aangifte zou kunnen doen en dat dat ons een boete van een paar honderd euro zou gaan opleveren, maar dat hij het deze keer bij een waarschuwing wilde laten.
Mijn zoon had trouwens één flesje Red Bull energiedrank gestolen. Al mag duidelijk zijn dat het mij gaat om het principe dat je niet mag stelen en niet om de hoeveelheid goederen die je pikt. Vermoedelijk pakte deze bewaker dagelijks jeugdige boefjes op en liet hij de beslissing om er aangifte van te doen afhangen van zijn inschatting of hij met een (toekomstige) crimineel te maken had of met een naïeve, domme puber.
De man haalde vervolgens mijn zoon uit zijn celletje, die meteen met een gebogen hoofd, het schaamrood op de kaken en de tranen in zijn ogen nederig zijn excuses aanbood aan de bewaker door te zeggen dat hij heel stom was geweest en het nooit meer zou doen. Ik had bijna met hem te doen.
De bewaker herhaalde tegenover mijn zoon dat hij hier geen type voor was en dat hij gewoon zijn best moest doen op school om later een mooie opleiding te kunnen volgen en een goede baan te vinden. Hij vertelde dat hij uit Roemenië kwam en het (criminele circuit) zelf allemaal had meegemaakt en dat hij ervan had geleerd dat dit wereldje niets dan ellende brengt en helemaal nergens toe leidt. De man was er trots op dat hij uiteindelijk een degelijke baan had gevonden en terecht.
 

Moralistische preek

Op de terugweg in de tram kreeg mijn zoon opnieuw een moralistische preek, maar dit keer van zijn vader en dus ongetwijfeld een stuk minder indrukwekkend. Gelukkig maakte mijn zoon mij snel duidelijk dat hij in zijn cel vooral ontzettend kwaad op zichzelf was geweest door zijn enorme stommiteit.
Uiteraard probeerde hij mij er opnieuw van te overtuigen dat dit gedrag niets voor hem is en dat hij dat ook wel weet en dat dit dus echt nooit meer zal gaan voorkomen. Maar dat vormde voor mij natuurlijk slechts een inkoppertje om hem te vertellen dat ik vooral teleurgesteld in hem was geraakt omdat hij mij dat al eens eerder had verzekerd. Als hij wil dat ik hem ooit weer op zijn woord vertrouw dan moet hij eerst maar eens de komende tijd laten zien dat hij dat vertrouwen verdient.
 

Geluk niet verwarren met vakmanschap

In hoeverre bij mijn beide zoons zal gelden dat alle nadelen ook voordelen hebben doordat ze van hun fouten blijken te kunnen leren, zal de toekomst moeten uitwijzen. Wat ik verder interessant vind aan dit verhaal is dat het mij doet denken aan een van de rode draden in mijn columns: de rol van toeval en geluk in het leven.
Ook op het gebied van opvoeding ben ik ervan overtuigd dat de mens geneigd is om successen toe te kennen aan de eigen kwaliteiten en fiasco’s te wijten aan externe factoren zoals verkeerde (peergroup) vrienden. Terwijl je ook op dit gebied geluk niet moet verwarren met vakmanschap, omdat de waarheid meestal een stuk genuanceerder is.
Natuurlijk kun je stellen dat deze geruststellende gedachte mij nu wel heel goed uitkomt na het fiasco van mijn zoon (en laten we eerlijk zijn: dat klopt), maar wie mijn columns volgt weet wel dat ik al langer een fascinatie heb voor deze gedachtegang over de rol van toeval. 
 

Goede normen en waarden

De waarheid is natuurlijk dat je met een goede opvoeding een hoop kunt bereiken bij je kinderen. Zeker de eerste jaren van een kind zijn daarbij essentieel in het creëren van een veilige, beschermende en stabiele omgeving.
Als het goed is, geef je als ouder je kinderen goede normen en waarden mee, laat je ze het verschil tussen goed en kwaad zien en bereid je ze voor op alle valkuilen in de harde wereld van de volwassenen.
Maar dan is daar opeens de puberteit die je de harde les en  waarheid leert dat je behalve goede opvoedingsmethoden ook gewoon geluk nodig zult hebben om alles rondom je kinderen in goede banen te kunnen blijven leiden. Want zoals we allemaal weten, wordt de invloed van de ouders in deze periode een stuk minder ten gunste van de peergroup/vrienden waardoor garantie op “succes” ineens een stuk minder vanzelfsprekend wordt.
Bovendien moeten we niet vergeten dat kinderen behalve de genoten opvoeding én erfelijke eigenschappen en genen van hun ouders ook nog (gelukkig!) gewoon een eigen identiteit, karakter en bijbehorende wil hebben waarmee ze - eventueel versterkt door de invloed van hun peergroup - kanten kunnen opvliegen die je in het geheel niet verwacht of wil.
 

Willen geloven in de kracht van mijn invloed

Natuurlijk begrijp ik de verleiding van ouders om als het allemaal goed gaat te veronderstellen dat dat door jouw goede opvoeding komt en als het fout gaat te denken dat je kind zich te gemakkelijk heeft laten beïnvloeden door externe factoren als  foute vrienden, maar ook hier wordt de factor toeval en geluk wederom zeer onderschat.
Ondanks dat ook ik eigenlijk het liefst geloof dat mijn opvoeding bepalend is voor het geluk en de successen van mijn kinderen besef ik heel goed dat het hier meer draait om het willen geloven in de kracht van mijn invloed dan dat die daadwerkelijk zo bepalend is.
Zo durf ik gerust van mezelf te beweren dat ik behoorlijk hoge normen en waarden heb op bijvoorbeeld het gebied van integriteit, eerlijkheid, rechtvaardigheid en respect, maar of mijn kinderen die daadwerkelijk een op een van mij gaan overnemen, kan ik alleen maar hopen. Garantie heb ik nooit. Uiteraard komt alles goed zo lang als ze maar naar mij luisteren, maar ja al die vervelende invloeden van buitenaf hè...
 

You win some, you lose some

Een voorbeeld uit de praktijk: mijn ex-vrouw en ik zijn altijd sporters geweest en mede daardoor hebben wij onze kinderen met veel sporten in contact gebracht. Ook mijn jongste zoon heeft op deze wijze op veel sporten gezeten, waarvoor hij in de meeste gevallen ook nog eens behoorlijk aanleg bleek te hebben. Maar helaas sloeg er geen een blijvend aan en is hij onlangs zelfs gestopt met zijn allerlaatste sport (hockey) eenvoudigweg omdat de motivatie bij hem ontbrak. Wat bij mij overigens meer pijn deed dan bij hem.
Dan ben je dus ergens goed in, heb je een leuk team en een goede coach en zijn kortom alle ingrediënten aanwezig voor een succesvolle hobby/sport en dan nog kun je vaststellen dat het niet heeft gewerkt.
Mijn simpele conclusie is dat opvoeden net als het leven is: you win some, you lose some. Je weet het allemaal niet. Je doet je best als ouder en je hoopt maar dat je je kinderen in het leven een goede basis meegeeft voor geluk. En laat dát ironisch genoeg nou net precies hetzelfde zijn wat je óók nodig hebt om dat te bereiken: geluk.
Nee sorry, maar de puberteit wordt nooit mijn ding. Hopelijk heb ik met mijn dochter straks meer geluk.
 

Tonko

Wil je reageren op deze column? Ik hoor graag jouw mening!
Klik onderaan dit blog op "(Geen) opmerkingen" en plaats je reactie.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten