vrijdag 21 maart 2014

116. Moeders springen niet van flats

TV/Film/Docu - Zelfmoord/Euthanasie - Taboes



 

Taboe

Ik zag een paar weken geleden de VARA-documentaire “Moeders springen niet van flats” waarin regisseuse Elena Lindemans het verhaal van de zelfmoord van haar moeder vertelt aan de hand van gesprekken met haar zus, de vriend van haar moeder, flatbewoners en betrokken medici. Haar moeder sprong in 2002 van de elfde etage van een van de drie Muntflats in Heerenveen. Wat me aanspreekt aan documentaires als deze is dat ze onderwerpen behandelen die voor veel mensen een taboe zijn waar je niet over praat.  


Beruchte zelfmoordflats

Wat mij meteen opviel in de documentaire was dat de Muntflats in Heerenveen blijkbaar beruchte zelfmoordflats moeten zijn, aangezien daar in vijftien jaar tijd maar liefst elf mensen vanaf zijn gesprongen.
Ik weet niet of het aan Friesland, Heerenveen of de flats ligt, maar als elke flat in Nederland dergelijke statistieken zou halen, zou het gemiddeld aantal zelfdodingen per jaar nóg veel hoger zijn dan nu (1600 of bijna vijf per dag!).
Je zou maar in zo’n flat wonen en er gewend aan raken. Eén fietsende bewoonster was zelfs ooit op een haar na geraakt door een springende man. Wat dat betreft kan ik me volledig vinden in de bewoonster die aangaf kwaad te zijn geweest op Elena’s moeder, omdat zij er ook gewoon voor had kunnen kiezen om in haar eigen huis in Appelscha een touw te gebruiken.
Ten einde raad zijn en willen doodgaan is één, maar om dat vervolgens met voorbedachten rade te doen op een manier waarmee je anderen trauma’s kunt bezorgen, vind ik persoonlijk egocentrisch en a-sociaal. Al begrijp ik ook wel dat de meeste suïcidale mensen op hun dieptepunt niet heel rationeel zullen nadenken. 
 

Veel gêne

Ik moet met enige, zeg maar gerust veel gêne, eerlijk bekennen dat mij een cynisch gevoel bekruipt als ik dit soort documentaires zie: ik krijg haast medelijden met (beginnende) documentairemakers die geen groot persoonlijk drama in hun omgeving hebben meegemaakt. Zo werd nog niet zo lang geleden de documentaire “De Regels van Matthijs” (2012) van regisseur Marc Schmidt bejubeld. Schmidt volgt hierin met zijn camera het leven van zijn jeugdvriend Matthijs die zowel autisme als het syndroom van Asperger heeft en die daarmee worstelt in zijn eigen wereldje met zijn eigen regels.
Het cynische hieraan is dat ik me serieus afvraag of de documentaire ook zoveel aandacht had gekregen als hoofdrolspeler Matthijs niet na vijf maanden filmen zelfmoord zou hebben gepleegd (de bedoeling was om het leven van Matthijs een jaar te filmen). Zo’n dramatische wending kan nou juist het verschil betekenen tussen een succesvolle documentaire en een flop.
Het doet me denken aan schrijfster Renate Dorrestein die ooit op de vraag waar ze zich het meest schuldig over voelde, antwoordde dat dat was dat ze haar carrière als schrijfster te danken had aan de zelfmoord van haar zus, wat als een rode draad door haar boeken loopt.
Cynisch maar waar zijn drama en tragiek een toegevoegde waarde als het gaat om (inspiratie voor) creatieve scheppingen.   
 

Door toeval bepaald

Over rode draden gesproken, wil ik wel benadrukken dat ik hiermee niet (ver)oordeel, want een steeds terugkerend thema in mijn columns is dat ik ervan overtuigd ben dat het leven voor een groot deel door toeval wordt bepaald en dat je dus ook voor bijvoorbeeld succes in je carrière toeval en geluk nodig zult hebben (zie ook column 50).
Natuurlijk kun je door veel initiatief te nemen wel proberen om geluk af te dwingen, maar om daarin te slagen zul je vervolgens ook weer gewoon geluk moeten hebben. In het geval van de documentaire van Lindemans (die overigens al programmamaakster bij de VARA was/is) mag overigens duidelijk zijn dat toeval en niet geluk hier het juiste woord is.
 

Verzoek euthanasie afgewezen

Meest opvallend aan de documentaire vond ik iets wat de heer Tholen vertelde (kom ik later op terug) die als chef de kliniek van het Universitair Centrum Psychiatrie van Ziekenhuis Groningen het verzoek tot euthanasie van Elena’s moeder had afgewezen, waarna zij uiteindelijk blijkbaar geen andere uitweg meer zag dan zelfmoord.
Over het feit dat deze man het verzoek van de moeder afwees omdat hij net als haar huisarts nog ruimte zag voor behandeling₁ en het dus (nog) niet beschouwde als een uitzichtloze zaak, kun je verschillend denken.
 

Achteraf is altijd makkelijk praten

Vanuit het oogpunt van Elena begrijp ik heel goed dat ze de heer Tholen waarschijnlijk altijd kwalijk zal blijven nemen dat hij haar moeders verzoek destijds niet honoreerde, waardoor zij zich gedwongen zag om "het" dan maar zelf te doen. Met alle ellendige gevolgen van dien en vooral voor de nabestaanden én getuigen/flatbewoners.
Maar ook voor zijn kant van het verhaal kan ik begrip opbrengen, al is het alleen maar omdat het mij ontzettend moeilijk lijkt om te bepalen wanneer iemand ondraaglijk en uitzichtloos lijdt.
Natuurlijk is het achteraf gezien duidelijk dat de psychiater toen de verkeerde keuze maakte en Elena’s moeders verzoek tot euthanasie had moeten goedkeuren. Maar achteraf is, zeker in zo’n situatie, altijd makkelijk praten.
 

Als een soort God

Om te beginnen lijkt het mij nogal een verschil of je een euthanasieverzoek behandelt van iemand die ongeneeslijk ziek is en die vooral de laatste (lijdens)fase bespaard wil blijven of van iemand die door allerlei psychische problemen het allemaal niet meer ziet zitten en eruit wil stappen. Hoe je het ook wendt of keert, ben jij dan degene die als een soort God moet beslissen over het leven en (vooral) de dood van iemand.
Ongeacht hoe graag zo’n persoon ook dood zegt te willen gaan en hoe dik het dossier ook is, is het natuurlijk niet niets om hierover een definitief oordeel te vellen. Ik had vroeger een christelijke vriend die inmiddels huisarts is geworden (zie ook column 2) en ik weet nu al dat als hij een psychiatrisch patiënt met een euthanasiewens op zijn spreekuur zou krijgen hij hem direct zou doorverwijzen naar een ander. Zelfs als niet-christen kan ik me daar wel iets bij voorstellen.
 

Een keerzijde

De documentaire van Lindemans eindigt met de mededeling dat er gemiddeld per jaar zo’n 500 psychiatrische patiënten om euthanasie vragen waarvan in 2012 veertien verzoeken werden gehonoreerd.
Van de groep die niet geholpen wordt, pleegt gemiddeld tien procent zelfmoord, oftewel ongeveer één per week. De boodschap van de documentaire lijkt duidelijk: er moet meer aandacht komen voor euthanasieverzoeken van mensen zoals Elena’s moeder waardoor dit soort drama’s in de toekomst kunnen worden voorkomen. Hoe begrijpelijk dit ook is, is er natuurlijk ook een keerzijde.
Stel nou bijvoorbeeld dat er tien verzoeken tot euthanasie worden ingediend door psychiatrische patiënten en alle tien worden afgewezen. Eén van deze mensen pleegt later zelfmoord (10%) waarvoor dan de terechte doch teleurstellende conclusie kan worden getrokken dat hier het verzoek tot euthanasie had moeten worden toegekend.
Maar wat ik hierbij de meest interessante vraag vind, is de volgende: hoe zit het met die overige negen mensen? Stel dat je hen twee jaar later vraagt of ze nog steeds dood willen, hoeveel zullen er dan volmondig ja zeggen? Voor het standpunt van Elena mag ik hopen (?) alle negen. Maar stel je nu voor dat er dan opeens “maar” zes personen de vraag opnieuw bevestigend blijken te beantwoorden, waarbij ze dan waarschijnlijk aangeven dat de enige reden waarom ze nog niet dood zijn, voortkomt uit het feit dat ze zelfmoord niet aandurven. De overige drie mensen blijken echter inmiddels van mening te zijn veranderd en geven nu opeens aan dat het beter met ze gaat en ze eigenlijk wel blij zijn dat ze nog in leven zijn.
Ik weet uiteraard geen statistieken over dit soort situaties, maar ik acht niet uitgesloten dat dit scenario kan voorkomen. In dat geval zou het dus betekenen dat als de psychiater wel de euthanasieaanvraag van alle tien patiënten zou hebben goedgekeurd er drie mensen waren doodgegaan die achteraf gezien nog liever zouden hebben willen blijven leven. Ik weet niet of er onderzoek is verricht naar dit soort scenario’s, maar het lijkt mij in elk geval zeer zinvol.
 

Een idiote vraag

Uit het gesprek van Elena met de heer Tholen bleek dat de psychiater niet op de hoogte was van het feit dat haar moeder (inmiddels meer dan tien jaar geleden!) zelfmoord had gepleegd. Dat hoorde hij pas toen Elena hem voor de documentaire benaderde: “Wie zou me op de hoogte hebben moeten brengen?” Dit is natuurlijk schokkend en eigenlijk een schande, maar eerlijk gezegd verbaast het mij helemaal niets.
Het doet mij denken aan de tijd dat mijn toenmalige vrouw en ik ongeveer tien jaar geleden relatietherapie hadden bij twee therapeuten (een man en een vrouw) in de hoop ons huwelijk te redden. Ik vond de therapeuten kwalitatief slecht en ik maakte me dan ook bepaald niet geliefd door ze kritische vragen te stellen. Zo vroeg ik hen of ze stellen later nog eens benaderden om te evalueren hoe het met ze ging en om te zien of de relatietherapie had geholpen. Ze keken me verdwaasd aan of ik een idiote vraag stelde en lieten me weten dat ze dat niet nodig vonden. “Hoe weten jullie dan of jullie je werk goed doen?” vroeg ik hen vervolgens. 
 

Zo doe je het dus nooit fout

Noem mij een idealist, maar als ik relatietherapeut zou zijn, zou ik als doel hebben om zoveel mogelijk relaties te redden. Ik zou in elk geval proberen om de stellen dichter bij elkaar te brengen door bijvoorbeeld te trachten onderling meer begrip voor elkaar teweeg te brengen. Waardoor ze wellicht elkaars negatieve eigenschappen (beter) leren respecteren en vooral accepteren. Wat in mijn bescheiden mening dé sleutel is tot een succesvolle relatie: elkaar nemen zoals je bent met alle goede en slechte eigenschappen en je daarbij vooral richten op de overeenkomsten om van daaruit regelmatig leuke dingen met elkaar te ondernemen.
Natuurlijk begrijp ook ik heel goed dat er altijd relaties tussen zitten die niet te redden zijn, maar als ik als relatietherapeut van de vijftig stellen die ik heb geholpen later zou vernemen dat ze alle vijftig zijn gescheiden, zou ik me serieus afvragen waar ik in godsnaam mee bezig ben.
Uit het vervelende gesprek dat volgde, begreep ik opeens waarom deze therapeuten die kennis niet nodig vonden. In feite gingen ze er gewoon van uit dat hun klanten altijd wel iets aan hun therapie hadden gehad.
Wauw, dat is nog eens ideaal: vanuit een soort zelfbeschermingsmechanisme op zo'n manier redeneren dat je er zelf altijd goed vanaf komt! Dus als een stel uit hun clientèle later nog bij elkaar zou blijken te zijn, zouden ze zeggen dat ze het goed gedaan hebben en als datzelfde stel later gescheiden zou blijken te zijn dan zouden ze hetzelfde zeggen, want dat was dan toch onvermijdelijk en onontkoombaar geweest. Zo doe je het dus nooit fout. Lekker makkelijk hoor! Zo hoef je nooit meer zelfkritisch te kijken naar je werk, omdat je het toch altijd goed doet en wie zou nou niet zo'n feilloos beroep willen uitoefenen? 
 

Het is maar werk

Nu zul je mij echt niet horen zeggen dat relatietherapeuten de oorzaak zijn van mijn scheiding, maar ik durf wel te stellen dat relatietherapeuten in een positie zitten van waaruit ze, gechargeerd gezegd, sommige relaties kunnen maken en breken. Een goede relatietherapeut kan tenslotte net dat verschil maken tussen een stel dat besluit ermee te stoppen en een stel dat opeens nog mogelijkheden ziet en gemotiveerd raakt om er nog voor te gaan vechten.
Precies hetzelfde verhaal geldt voor therapeuten in het algemeen en dus ook zeker voor de psychiater van Elena’s moeder. Van een man die in zo’n belangrijke positie zit dat hij mag beslissen over de dood van patiënten mag ik toch hopen dat hij genoeg idealisme in zich heeft om zijn werk goed te willen doen. Wat in zijn geval zou inhouden dat hij als doel heeft om in elk geval gunstige statistieken te behalen door zoveel mogelijk mensen die daadwerkelijk uitzichtloos en ondraaglijk lijden euthanasie te verlenen en zoveel mogelijk mensen waarbij dat (nog) niet het geval is euthanasie te weigeren en een behandelingsmethode aan te bieden die uitzicht geeft op herstel.
De enige manier om te checken of je op deze punten daadwerkelijk goed scoort, is echter ervoor te zorgen dat je het contact met je patiënten goed bewaakt. Alleen zo kun je zien en beoordelen of je je werk goed doet of niet en in hoeverre je het een en ander wellicht moet bijstellen. Anders heb je geen flauw benul in hoeverre je goed bezig bent, lijkt mij.
Als je echt betrokken bent en je wilt oprecht mensen helpen dan wil je ook echt zien of dat gelukt is. Als je dat echter niet doet en je bent daarin om welke reden dan ook laks heb je wat mij betreft een beetje de schijn tegen. Met zo’n houding wek je tenslotte de indruk dat het je allemaal niet zo interesseert en dat je bij wijze van spreken alles best vindt zo lang als je je salaris maar ontvangt. Het is maar werk. Misschien stel ik dit wat hard, maar ik vrees wel dat er een kern van waarheid in zit.
 
Mocht ik ooit op een dag om wat voor reden dan ook euthanasie aanvragen dan hoop ik op een meer zelfkritische, betrokken en idealistische therapeut dan Elena’s moeder (en mijn voormalige relatietherapeuten). Want ook vaders horen niet van flats te springen.



Tonko

Wil je reageren op deze column? Ik hoor graag jouw mening!
Klik onderaan dit blog op "(Geen) opmerkingen" en plaats je reactie.

  
  ₁ Wat de moeder van Elena overigens precies had, weet de familie nog steeds niet, maar men vermoedt dat ze last had van een of andere stressstoornis.
 
 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten